Ver weg
Engelandvaarder Bram Grisnigt (89) werd als geheim agent boven bezet Nederland gedropt.
In mei 1941 vertrok de 18-jarige Bram Grisnigt met een vriend op de fiets richting Frankrijk om vanuit Engeland Nederland te gaan helpen bevrijden. Via België, Frankrijk, Spanje, Curaçao en Canada lukte het hem om Engeland te bereiken. In Londen werd Bram Grisnigt door de Britse geheime dienst opgeleid tot geheim agent en boven bezet gebied in Noord-Brabant gedropt. Vanuit diverse locaties verzorgde hij als radiotelegrafist het contact tussen verschillende verzetsgroepen in Nederland en het Bureau Inlichtingen in Londen.
Dromen van verre reizen
Ik ben geboren in een gezin met twee oudere zussen op 26 januari 1923 in Rotterdam. Als kleine jongen droomde ik van verre reizen over zee, want in die tijd kwam je vaak niet verder dan een schoolreisje naar Arnhem. Mijn vader overleed al toen ik nog jong was. Omdat het voor mijn moeder moeilijk was om drie peuters op te voeden, werd ik met mijn zusje bij pleegouders in Zeist opgenomen, waar ik een fijne jeugd heb gehad. Bij de keuring voor de zeevaartschool werd ik afgewezen omdat ik kleurenblind was. Uit frustratie ging ik naar de Handelsschool in Den Haag. Al in 1940 ontstond het plan om samen met mijn vriend Dick van Delft naar Nederlands-Indië te gaan om Nederland te helpen bevrijden.
‘Examenvoorbereiding’
In mei 1941 vertelden wij onze ouders dat we een weekend in Zeist bij familie onze examens wilden voorbereiden. Met als reisgids een Bosatlas vertrokken we op de fiets met onze schooltassen achterop richting België. Na vele avonturen slaagden wij erin via het door de Duitsers bezette België en Frankrijk het nog onbezette Vichy Frankrijk te bereiken waar wij ons bij de Nederlandse consul in Lyon meldden. Op advies van de consul reisden wij door naar Toulouse waar wij onderdak vonden in een Nederlands vluchtelingenkamp net buiten Toulouse. Daar troffen wij andere Engelandvaarders aan en gevluchte Joodse families uit Nederland en België. Mijn vriend Dick zag weinig kans om verder te komen en is naar Nederland teruggekeerd. Ik ontmoette er de Urker Piet Hoekman met wie ik verder optrok. Op 27 mei 1942 vertrokken we samen met ongeveer dertig Engelandvaarders naar Barcelona.
Getorpedeerd door een Duitse onderzeeboot
Op 1 juni 1942 scheepten we in op het Spaanse passagiersschip Cabo de Buena Esperanza. De Cabo voer via Gibraltar, waar een Britse patrouilleboot enkele Engelandvaarders van boord haalde. Een aantal jongens sprong overboord en verdronk in de hoge golven van de baai. Wij waren achteraf blij dat we de sprong niet hadden gewaagd. Op 21 augustus 1942 monsterde ik in Curaçao aan als matroos op de ms. Rotterdam, volgeladen met brandstof. Als onderdeel van een konvooi werden wij op 28 augustus 1942 met nog twee andere schepen getorpedeerd door een Duitse onderzeeboot. Aangezien het die nacht heel heet was, besloot ik op het dek te gaan slapen en dat bleek mijn redding toen het schip zonk. Van de achtenveertig bemanningsleden kwamen er tien om het leven, waaronder mijn Engelse hutgenoot, de zeventienjarige Little.
Ik bereikte een reddingsboot. Was het geluk of toeval dat ik telkens de dans ontsprong? Na door de Amerikaanse marine te zijn gered, arriveerden we op de marinebasis van Guantanamo Bay in Cuba. Met een Filipijns vrachtschip reisde ik als matroos naar Amerika om via New York Canada te bereiken. In Canada werd ik als soldaat ingedeeld bij de Prinses Irene Brigade. Hier ontmoette ik weer Piet Hoekman die via een andere weg Canada had bereikt.
Op 12 december 1942 scheepte ik samen met duizenden Canadese en Amerikaanse militairen in op het troepentransportschip Queen Elizabeth naar Schotland. Negentien maanden na mijn vertrek uit Nederland stapte ik in Glasgow aan wal. Vandaar reisden wij naar het opleidingskamp van de Prinses Irene Brigade ‘Wrottesley Park’ in Wolverhampton. Tijdens een vakantie in Londen werd aan Piet en mij gevraagd of wij bereid waren bijzonder en gevaarlijk werk te doen.
Opleiding tot geheim agent
We werden door het Bureau Inlichtingen geselecteerd uit de vrijwilligers en binnen drie maanden klaargestoomd voor radiotelegrafist. We kregen een opleiding parachutespringen, wapengebruik en leerden coderen, decoderen en seinen. Wij vielen met het Bureau Inlichtingen rechtstreeks onder de Britse geheime dienst MI6. Wij kregen een nieuwe identiteit, maar mochten geen contact meer met onze vrienden opnemen. Dagelijks reisden we met onze groep trainees met de trein naar ons trainingscentrum in Londen. In die trein ontmoette ik mijn grote liefde, Ann Stone, die dagelijks dezelfde trein naar Londen nam. Onder de naam Kees Coster maakte ik kennis met haar.
Gedropt
In de nacht van 19 op 20 september 1943, bij halve maan, werd ik samen met Piet in Noord-Brabant gedropt. Onze landing was gepland in de omgeving van Escharen, maar door een navigatiefout kwamen we vijftien kilometer van de afgesproken plek terecht in de omgeving van het dorp Beugen. De bagageparachute met de seintoestellen viel achter een heg in een tuin waar mannen stonden te praten. Met getrokken pistool slopen we op hen af. Waren ze goed of fout? Zij bleken gelukkig van de Luchtbescherming te zijn en hielpen ons de bagage te verbergen. Tegen het middaguur bereikten wij ons contactadres bij veldwachter Beuvink in Escharen. De volgende morgen meldden wij onze goede aankomst in Londen via twee postduiven, die wij vanuit Engeland hadden meegenomen. Onze taak was via onze radiozenders verbinding tussen de Verzetsgroepen in Nederland en de Regering in Londen tot stand te brengen en te onderhouden. Ik zond en ontving radiotelegrammen vanuit Amsterdam en Piet vanuit Den Haag. Meestal ging het om militaire, politieke en economische zaken.
Verraad
Op 6 november 1943 gingen Piet en ik voor een bezoek naar veldwachter Beuvink in Escharen. Wat wij niet wisten was dat de avond ervoor twee andere geheim agenten, Marinus Verhage en Jan Diesfeldt, daar uit Londen waren aangekomen. Hun bagage was op een boerenerf in Overasselt terechtgekomen, maar veldwachter Beuvink dacht dat de boer betrouwbaar was. Veldwachter Beuvink, Piet en Jan zouden de bagage gaan halen. Toen Piet en Jan de boerderij binnen gingen, bleken gewapende Duitse soldaten hen op te wachten. In het gevecht dat ontstond, sneuvelde mijn vriend Piet. Zodra Beuvink schoten hoorde, wist hij dat de zaak verraden was. Hij sloeg alarm zodat Marinus en ik nog tijdig werden gewaarschuwd en via de pastoor een schuilplaats in een boerenstal konden vinden. Bij daglicht zagen we door de halve ramen van de schuur Jan langs de slootkant kruipen. De volgende dag lukte het ons ongezien door de Duitsers afgezette omgeving te komen en het huis van mijn pleegouders in Zeist te bereiken waar we enige tijd onderdoken. Jan Diesfeldt is later gepakt en gefusilleerd.
Gearresteerd
Nadat Piet was gesneuveld, heb ik zijn toestel overgenomen. Ik kon toen via twee seintoestellen werken, één in Amsterdam en één in Zeist. Op 2 februari 1944 ‘s ochtends werd mijn zender in Amsterdam uitgepeild door de Duitsers. Tijdens het seinen vanaf een zolderkamer aan de Prinsengracht werd ik overvallen door de SD. Ik probeerde nog te vluchten, maar het huis zat vol met Duitsers.
Zoals te verwachten sloegen ze me flink in elkaar. Als gevangene werd ik afgevoerd naar de Euterpestraat in Amsterdam en achtereenvolgens naar de gevangenissen in Scheveningen, Haaren en Vught. In Kamp Vught zaten we met vier geheim agenten opgesloten in een cel in de ‘bunker’. Eén van ons, Harm Steen, werd uit de cel gehaald en is gefusilleerd. Bij het naderen van de geallieerde troepen begin september 1944 werd kamp Vught ontruimd en de gevangenen werden naar concentratiekampen in Duitsland afgevoerd. In tegenstelling tot mijn medegevangenen zag ik dit niet als een verslechtering, maar als een kans om te overleven. Als ik langer in Vught was gebleven, wachtte mij eenzelfde lot als mijn celgenoot.
Een teken van leven
Tijdens het transport op 6 september 1944 naar Sachsenhausen heb ik nog een briefje in potlood geschreven en in de buurt van de Nederlands-Duitse grens uit een kier in de wagon naar buiten gegooid. Het briefje werd gevonden en is op het adres van mijn pleegouders bezorgd. Dit teken van leven heb ik nog: ‘Landgenoot!!! Wilt u zo goed zijn, dit briefje aan onderstaand adres te sturen. Wij maken het allen goed en zijn op transport naar Duitsland. Keep Smiling. Adres Wisman-Krullelaan-Zeist. Afz: BR’
Ravensbrück
Via de kampen Sachsenhausen, Neuengamme, een buitenkamp bij Aurich, terug naar Neuengamme, Braunschweig kwam ik in het KZ Ravensbrück terecht. Dit laatste kamp was het slechtste kamp dat ik heb meegemaakt. Onze voormannen waren beroepsmisdadigers die ons nog slechter behandelden dan de SS. Met drie man deelden we één stapelbed. Zodra het licht werd, joegen de bewakers ons uit de barakken. Je hebt veel overlevingsdrang, steun van je medegevangenen en geluk nodig om te kunnen overleven. Wegens het oprukken van het Rode Leger besloot de SS op 27 en 28 april 1945 het kamp te ontruimen. Degenen die niet meer mee konden komen stierven van uitputting of werden doodgeschoten. Alle mannen die nog in staat waren om te lopen, werden opgejaagd in de beruchte dodenmarsen.
Ontsnapt
Tijdens de mars zag ik kans in de avondschemering te ontsnappen. Na toestemming te mogen ‘scheissen’, kroop ik vanachter de struik steeds verder naar achteren, weg van de mars. Midden in een bos ging ik op de grond liggen en voelde geen kou. Ik keek naar de schitterende sterrenhemel en voelde mij als vrij man intens gelukkig. Dit is één van de mooiste momenten uit mijn leven. De volgende ochtend ben ik teruggelopen naar het kamp, want ik dacht; àls er hulp komt, dan komt het daar. Naast de toegangspoort met het opschrift ‘Arbeit macht frei’ zag ik een enorme stapel naakte magere lichamen van dode gevangen. Minutenlang keek ik ernaar. Dit beeld staat voor altijd in mijn geheugen gegrift als teken van Nazi-Duitsland. In de mannenbarak trof ik tussen de zieken nog zeven apathische Nederlandse gevangenen aan. De Duitsers waren weg en de Russen in aantocht. Wie kon deze doodzieke mannen helpen? De eerste hulp kwam van vrouwen uit het aangrenzende vrouwenkamp. Hoewel ze het zelf al zo moeilijk hadden, kwamen ze ons toch verzorgen. Het was alsof ik engelen zag. Op 30 april 1945 werd het kamp door het Sovjetleger bevrijd. In de weken na de bevrijding stierven er nog talloze zieken. Als militair kon ik via het intergeallieerde krijgsgevangenenkamp Neubrandenburg tamelijk vlug naar Nederland terugkeren.
Zulke jongens kunnen we altijd gebruiken
Eenmaal terug in Nederland kon ik er niet aarden. Ik wilde zo ver mogelijk weg van alle herinneringen aan de oorlog. Als eerste zocht ik Ann op in Londen en wilde met haar trouwen. Zonder haar steun had ik niet verder gekund. Een oorlogsmakker, geheim agent Henk Letteboer, had een neef die in Londen bij de Shell werkte. Hij regelde een afspraak voor ons met de hoogste baas. Die man zei: “Zulke jongens als jullie kunnen we altijd gebruiken!” Ik nam zijn voorstel aan en verhuisde met Ann naar Curaçao. Voor de Shell heb ik veel gereisd. Mijn jongensdromen zijn - ondanks alles - toch uitgekomen. Na bijna twintig jaar keerde ik met Ann terug naar Nederland, waar we nu op een rustige plek in Brabant wonen.
Vrijheid
Ann en ik proberen elk jaar de herdenkingen bij het monument ‘Vrouwen van Ravensbrück’ op het Museumplein bij te wonen. Vrijwel geen van de sprekers was op de hoogte van het feit dat Ravensbrück evengoed een mannenkamp was. Omdat dit mij stoorde, heb ik het Comité Vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück benaderd en er is nu ook een tekst aangebracht ter nagedachtenis van de omgekomen mannen. Op 29 november 2003 werd op de plaats van onze dropping het Pinpointmonument in Beugen onthuld voor de 180 boven Nederland gedropte geheim agenten, waarvan er 95 zijn omgekomen. Graag had ik daar met mijn goede vriend en strijdmakker Piet Hoekman willen staan. Ik betreur het dat onze vrijheid in Nederland als te vanzelfsprekend wordt beschouwd. Mensen hebben er geen idee van hoe duur onze vrijheid is bevochten. Dappere mannen en vrouwen riskeerden arrestatie, de doodstraf en stierven in gevangenissen en concentratiekampen, ver weg.
Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak, Juni 2012
Andere verhalen over de oorlog
Wilt u nog meer verhalen over de oorlog lezen?