Eendracht maakt macht

Engelandvaarder Eddy Jonker vertelt over de Noordzeeroute naar de vrijheid.

‘Slechts eenmaal per maand kregen we bij nieuwe maan de kans om ongezien uit bezet Nederland te ontsnappen. Op 25 juli 1943 was het onze beurt om in het aardedonker met tien jongemannen via het Spui en het Haringvliet in een nauwelijks zeewaardig bootje de Noordzee over te steken.’ Eddy Jonker (96) herinnert zich de gevaarlijke overtocht nog haarscherp. ‘Ons doel was om de Engelse kust te bereiken en de Geallieerde strijdkrachten te helpen ons land te bevrijden.’

In Engeland na mijn terugkeer als piloot uit Canada. Foto: familiearchief Eddy Jonker.

Plannen om naar Engeland te zeilen

Op 16 juli 1920 ben ik, Eduard Arthur Jonker, in Amsterdam geboren en werd Eddy genoemd. In 1922 zijn mijn ouders gescheiden. Mijn vader was bankier en woonde in Parijs. Mijn oudere broer, jongere zus en ik konden hem maar één keer per jaar zien als hij zijn familie opzocht in Den Haag. Dat waren altijd vreemde ontmoetingen, want we kenden hem eigenlijk niet. Wij zijn in Hilversum gaan wonen, waar mijn moeder op het landgoed van de familie Ter Kuile een groot huis bij een vijver had laten bouwen. Vanuit die tuin zag ik de Duitse oorlogsvliegtuigen overvliegen toen op 10 mei 1940 de oorlog uitbrak. In mijn jeugd heb ik veel gezeild met twee vrienden, Dolf LeComte en Jan van Zutphen. We deden met zijn drieën mee aan zeilwedstrijden. Ik ging HBS-B doen. Mijn zeilvrienden en ik besloten meteen al na de capitulatie naar Engeland te gaan. Ik wilde het niet aan mijn moeder vertellen, maar wel aan mijn grootmoeder die ons geld gaf om een bootje te kopen. In Loosdrecht hebben we de boot zo zeewaardig mogelijk gemaakt.

De voorbereidingen voor onze zeereis

We wilden ons zo goed mogelijk voorbereiden. Dolf ging naar de Groningse Zeevaartschool en ik naar de Amsterdamse. In het donker verkenden wij in een kano het ‘Sperrgebiet’ rond het Haringvliet. Op de zeevaartschool kregen we kaarten van het Haringvliet te pakken met exact de plaatsen van de zandbanken en de getijden. Door toeval kwamen we in aanraking met Anton Schrader. Hij vroeg: ‘Waarom sluiten jullie je niet bij mij aan?’ Schrader was een bijzonder intelligente man, 24 jaar oud en al afgestudeerd civiel ingenieur. Hij was de zoon van een Nederlandse zeeofficier, geboren in Soerabaja en in Indië naar school geweest. In 1935 werd hij lid van de Nationale Jeugdstorm. Hij dacht dat het een vaderlandslievende club was, maar hij zag al snel in dat hij zich had vergist. Toch bleef hij lid, want dit kwam hem in oorlogstijd goed van pas. In Nederland kreeg Schrader in de oorlog een baan bij de Rijksvoedselvoorziening, want de Randstad moest voedsel krijgen van de Zuid-Hollandse eilanden. De dienst beschikte over het wagenpark van het Koninklijk Huis en hij kon altijd een auto met chauffeur regelen voor onder andere het ophalen van bemanningsleden van neergeschoten Engelse bommenwerpers. Via zijn netwerk konden Engelse piloten en door de Duitsers gezochte verzetsmensen naar Engeland ontkomen. Wij hielpen de groep Schrader bij het regelen van allerlei praktische zaken voor de bootjes waarmee de Engelandvaarders vertrokken. Als er bijvoorbeeld een motoronderdeel ontbrak, dan gingen wij ernaar op zoek zodat de broers Pier en Jo Meijer de boten gereed konden maken op de Van Ravesteynwerf in Leidschendam. In de groep Schrader kende je vrijwel niemands echte naam. We kwamen soms bijeen bij de familie Burgwal in de Populierstraat in Den Haag.

Een kort afscheid

Schrader had met schipper Kees Koole van het binnenvaartschip de ‘Nooit Volmaakt’ uit Schipluiden een goed plan bedacht met een vaste route. Kees Koole vervoerde onze boot in het ruim van de ‘Nooit Volmaakt’ afgedekt met een hele stapel lege aardappelzakken. Onze route verliep van Leidschendam via de Schie, de Nieuwe Maas, de Oude Maas en door het Spui naar het Haringvliet. Bij de sluis die we passeerden werd de Nooit Volmaakt gecontroleerd door Duitse soldaten, maar alle Duitse papieren en stempels klopten. De eerste poging ging niet door vanwege harde wind. Een maand later, op 25 juli 1943 met nieuwe maan, werden wij met tien jongemannen in een vrachtwagen van de Rijksvoedselvoorziening vervoerd naar het Spui bij de Hoekse Waard, waar we aan boord gingen van de Nooit Volmaakt. Koole voer daarna langzaam het Spui af richting het Haringvliet. Even voor middernacht hoorden we het anker naar beneden ratelen. Onze boot werd midden op de rivier te water gelaten en we namen kort afscheid.

Onze redding

Het was aardedonker en er hing een grondmist. Dolf stond op een bank in de boot en kon net boven de mist uitkijken. Hij stond aan het roer en ik bij het kompas en de kajuit. Dolf lette op de kerktorens, die hij als ijkpunten zag afsteken tegen de donkere omgeving. Onze houten vlet was circa 6 meter lang, met een kleine kajuit. We hadden de zijkanten verhoogd om de zeewaardigheid te vergroten. We hadden een zeil, een drijfanker, 4 peddels, een emmer, een aanhangmotor en ook een slagaard aan boord, dat is een lange stok waaraan een klos is geschroefd, om het stalen anti-onderzeebootnet, dat in het Haringvliet hing, omlaag te duwen. We gebruikten deze stok regelmatig om de diepte te peilen met het oog op de zandbanken. We trokken helaas een oplichtend spoor van plankton achter onze boot aan en we hoopten dat de Duitsers dit niet zouden ontdekken. Bij Hellevoetsluis, de thuishaven voor motor-torpedoboten (MTB’s) van de Duitse Kriegsmarine, schenen de soldaten met zoeklichten over het water, maar door de grondmist zagen ze ons niet. We zetten de motor op de laagste stand om geen herrie te maken en lieten ons met de stroom meevoeren. Dichter bij zee komend hoorden wij een aantal MTB’s het Haringvliet opvaren en ons naderen. Wij gingen dichterbij de kust van Goeree-Overflakkee varen, waar we op een zandbank liepen. Gelukkig lukte het ons toch om van de zandbank af te komen, maar de Duitse MTB’s kwamen aan het geluid te oordelen steeds dichterbij. Op een gegeven ogenblik werd er met een zware mitrailleur ook in onze richting geschoten. De grondmist bleek onze redding, want de MTB’s voeren tot ons geluk door en even later hadden we de Noordzee bereikt.

Storm op zee

Aanvankelijk was de zee rustig en verliep alles naar wens. Toch bleek de boot niet waterdicht te zijn en had misschien door het schuren over de zandbank schade opgelopen. Om twaalf uur ’s middags sloeg de motor af, omdat de bobine was doorgebrand. De aanhangmotor begaf het ook snel doordat het spietje tussen de as en de schroef het had begeven. Er was te weinig wind, zodat we moesten gaan peddelen, wat lastig was vanwege de verhoogde zijkanten van het bootje. Plotseling sloeg het weer om en begon het hard te regenen en ongelofelijk hard te waaien. Ondanks ons drijfanker dreven we met een behoorlijke snelheid richting Nederland. Godzijdank hadden we één emmer bij ons. Vijf Engelandvaarders lagen op de bodem van de boot geveld door zeeziekte, terwijl wij vijven om de beurt voortdurend water uit de boot schepten met de enige emmer aan boord. We ploeterden de hele nacht voort tussen de huizenhoge golven, de enorme deining van ons bootje en de striemende regen. Met man en macht probeerden we te overleven in deze strijd tegen de elementen. Eendracht maakt macht, want na urenlang zwoegen is het ons tenslotte gelukt om er levend uit te komen. Het was kantje boord.

Land in zicht

De volgende dag werd het windstil en bloedheet weer met een blauwe hemel. We droogden onze spullen en bleven hozen en peddelen. Pas op de vierde dag stak er een oostenwind op waarmee we steeds meer vaart konden maken. Na vierenhalve dag op zee zagen we eindelijk ’s morgensvroeg de Engelse kust. Voor de kust voer een groot konvooi geëscorteerd door twee oorlogsschepen. Het konvooi voer door en één oorlogsschip bleef achter, maar kwam niet naar ons toe. Wij moesten nog twee uur peddelen voordat het oorlogsschip recht op ons af kwam varen. Het stopte precies naast ons bootje en er kwam een matroos via een uitgeworpen touwladder bij ons aan boord die alleen zei: ‘Welcome in England boys, follow me.’ Aan boord vertelde de Engelse kapitein dat hij ons niet eerder had kunnen oppikken, omdat wij midden in een mijnenveld waren terechtgekomen. Vol spanning hadden ze ons gadegeslagen en gehoopt dat we er heelhuids uit zouden komen.

Gij zijt de schakel

De Britten wilden er zeker van zijn dat er geen spionnen binnenkwamen. Dus werd iedereen langdurig verhoord door MI5, de Britse geheime dienst. Je moest op een laag stoeltje zitten voor een bureau en je werd pittig ondervraagd in het Engels met de gekste vragen. Bijvoorbeeld over wie je vrienden en je buren waren? Waarom mijn vader in Parijs zat? Later bleek dat onze verhoorder perfect Nederlands sprak.

Daarna werden we verhoord door de Nederlandse geheime dienst op 82 Eaton Square in Londen. Alle Nederlandse Engelandvaarders die in Londen arriveerden, werden eerst in deze voormalige residentie van Koningin Wilhelmina ondervraagd. Onze koningin had haar werkkantoor inmiddels op 77 Chester Square. ‘Gij zijt de schakel tussen hen die thuisbleven en mij,’ is een bekende uitspraak van Koningin Wilhelmina over de Engelandvaarders. Wij werden allen bij haar op de thee gevraagd na onze aankomst in Engeland.

Bij mijn pilotentraining in Canada. Foto: familiearchief Eddy Jonker.

Royal Air Force

Na een gesprek met Prins Bernhard heeft hij ervoor gezorgd dat ik door de Royal Air Force opgeleid werd tot piloot. Alvorens ik met de opleiding in Canada begon, moest ik met mijn hand op de Bijbel trouw zweren aan Koning George de Vijfde. Na de oorlog werd ik door de RAF opgeleid tot instructeur-vlieger. Toen ik in 1946 instructeur-vlieger bij de Nederlandse Luchtmacht werd ontmoette ik Beatrice van Delden, mijn latere vrouw. Zij was in Nederland koerierster geweest. We kregen drie kinderen, Michael, Robert en Eugenie. Van mijn jeugdvriendengroep in Hilversum zijn de meesten bij verzetsacties omgekomen.

Eddy Jonker als RAF pilot-officer. Foto: familiearchief Eddy Jonker.

Ik heb een groot respect voor Anton Schrader en Kees Koole, die mijn overtocht en die van vele anderen hebben geregeld. Hoewel Schrader streng aan de tand werd gevoeld in Londen door de Engelse veiligheidsdienst vanwege zijn niet opgezegde Jeugdstorm-lidmaatschap, kreeg hij op 9 maart 1944 al het Bronzen Kruis van Koningin Wilhelmina toen hij zelf naar Engeland was gevaren. In augustus 1946 is hij door de Amerikaanse president Truman onderscheiden met de Silver Star, vanwege zijn deelname aan militaire operaties in bezet gebied van november 1944 tot mei 1945.

Beatrice van Delden. Foto: familiearchief Eddy Jonker.

De vriendschap tussen Engelandvaarders ging heel diep. Je hebt als verzetsgroep alles voor elkaar over en geleerd dat je het verst komt door samen te werken. Al in 1942 is in Londen op initiatief van Koningin Wilhelmina een eigen club voor de Engelandvaarders opgericht, Oranjehaven genaamd. Na de oorlog hielden we contact en werd het Genootschap Engelandvaarders opgericht. We kwamen één keer per jaar bijeen en Prins Bernhard was er heel vaak bij.

Onze drie kinderen, v.l.n.r.: Michael, Robert en Eugenie. Foto: familiearchief Eddy Jonker.

Museum Engelandvaarders

In 2011 heb ik op verzoek van de Vereniging Erfgoed Leidschendam samen met een van hun bestuursleden, Jos Teunissen, initiatieven ontplooid voor de realisatie van een Engelandvaarders museum. Met vereende krachten van Engelandvaarders, hun nabestaanden, deskundigen, vrijwilligers en de Gemeente Noordwijk is het museum er gekomen. Op 4 september 2015 is het museum in één van de bunkers van de Atlantikwall in Noordwijk geopend door Koning Willem-Alexander. Zo kunnen volgende generaties ook nog over onze strijd lezen.

Eddy Jonker bij het portret van zijn overleden vrouw Beatrice. Foto: Ellen Lock.

In het museum is een databank waarin alle verhalen van de Engelandvaarders worden opgeslagen, zodat volgende generaties en nazaten van Engelandvaarders zoveel mogelijk informatie kunnen vinden. Het is een museum ter nagedachtenis van de ruim 2.000 Nederlandse mannen en vrouwen die vanuit het door de Duitsers bezette gebied op allerlei manieren in Engeland zijn aangekomen om de strijd tegen de vijand voort te zetten.

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak juni 2017.

In het museum is een databank waarin alle verhalen van Engelandvaarders worden opgeslagen. Alle informatie over Engelandvaarders in het binnen- en buitenland is welkom (e-mail:teunissen.jos90@gmail.com of tel:06 1546 59 72). Vooral ook jongeren komen er volop aan hun trekken. Het museum is zodanig ingericht dat zij iets van de spanning voelen waarin hun leeftijdgenoten destijds leefden en sommigen ervoor kozen zich tegen het onrecht van hun tijd te verzetten. Scholen worden gestimuleerd naar het museum te komen door het vervoer te regelen en te betalen, een novum in Nederland. Het vertellen van de verhalen over de Engelandvaarders is belangrijk, maar even belangrijk is het om die verhalen betekenis te geven voor het heden en de toekomst. Dat doen we door jongeren voor te houden dat je nooit bij de pakken moet neerzitten, maar iets moet doen en vooral moet doorzetten. Dat geldt niet alleen in oorlogstijd maar ook in onze steeds chaotischer wordende wereld.