Artikel 2 fonds nu ook mogelijk voor vervolgden in Joodse afdelingen van Japanse kampen
Wuv-cliënte Elisheva Abrahams-van der Velde in Israël werd na bezwaar in het gelijk gesteld door de Conference on Jewish Material Claims Against Germany (ook wel de Claims Conference genoemd). Dankzij deze toekenning is het nu ook voor vervolgden in Joodse afdelingen van Japanse kampen mogelijk om in aanmerking te komen voor het artikel 2 fonds dat 300 euro per maand uitkeert en door de Duitse overheid wordt bekostigd.
Het artikel 2 fonds van de Claims Conference is bedoeld voor Joodse vervolgingsslachtoffers die minimaal een half jaar in gevangenschap hebben doorgebracht of minimaal anderhalf jaar waren ondergedoken. Aanvankelijk kwamen alleen mensen in aanmerking die nooit eerder geld uit Duitsland hadden ontvangen. Tegenwoordig vormen de Duitse schade-uitkeringen (de Cadsu-betalingen) uit het begin van de jaren zestig geen belemmering meer voor dit fonds. Mensen met Wiedergutmachung of een Israëlisch invaliditeitspensioen voor door nazi’s vervolgden, komen echter niet in aanmerking.
Elisheva Abrahams-van der Velde woont net als haar vriendin Betty Roos in Jeruzalem. Zij kennen elkaar nog uit de Indische kamptijd. Elisheva lichtte Betty in over de toekenning en als Betty aan de voorwaarden van het artikel 2 fonds voldoet, kan ze ook in aanmerking komen voor de uitkering van 300 euro per maand. Beiden waren bereid om enkele vragen te beantwoorden.
Hoe kwam u op het idee om een aanvraag in te dienen bij de Claims Conference?
Elisheva: Mijn man, die in Europa vervolging had ondergaan, kwam niet in aanmerking omdat hij al een klein bedrag krijgt van Duitsland. Ik was in Indië geïnterneerd en omdat de Japanners samenwerkten met de Duitsers, probeerde ik of ik wel in aanmerking kwam. In eerste instantie kreeg ik een dossiernummer, maar daarna werd mij per brief meegedeeld dat er niet veel kans was en kreeg ik te horen: ‘Wat u meemaakte in de oorlog valt niet onder het artikel 2 fonds.’
Op welke grond kreeg u toch uiteindelijk het artikel 2 fonds toegewezen?
Elisheva: In 2006 heb ik de papieren gestuurd en netjes gewacht tot 2008. Toen heb ik weer geschreven, want de aanhouder wint soms! Bij de Claims Conference accepteerde men uiteindelijk dat Duitsland bij Japan had aangedrongen op maatregelen tegen Joden. Men wilde daarna bewijs zien van internering in een Japans kamp. Ik had het originele grauwe documentje nog. In 2011 werd mijn aanvraag na bezwaar toegekend.
Hoe kent u elkaar?
Betty: Elisheva zat in de Werfstraatgevangenis in Soerabaja en in Tangerang en Adek in Batavia. Ik zat gevangen in Tjihapit in Bandoeng en in Adek, Tangerang en daarna weer in Adek. We kennen elkaar van het Adek kamp. Ik herinner me onze eerste ontmoeting nog goed. Ze vluchtte naar me toe met een tas heilige boeken, die door de Jappen verboden waren. We moesten snel een schuilplaats voor de boeken vinden, want als ze gevonden werden, dan zou er iets vreselijks kunnen gebeuren met Elisheva’s moeder. Toen de kampbewakers naderden, stelde ik voor om op de boeken te gaan zitten en net te doen alsof we boter, kaas en eieren speelden in het zand. Elisheva zei dat het heilige boeken waren en dat we er niet op mochten zitten, maar dat hebben we toch even gedaan om erger te voorkomen. De boeken werden gelukkig niet ontdekt.
Waren er aparte regels voor Joden in het jappenkamp?
Elisheva: De Joden werden gescheiden van niet- Joden in kamp Adek en kamp Tangerang. De leidster van de niet-Joden was niet altijd even vriendelijk naar Joden toe, die als laatsten te eten kregen. Ik heb geen idee hoeveel Joodse gevangenen er waren, we waren toen kinderen van een jaar of zeven.
Betty: In Adek leefden we in een barak met Joodse en half-Joodse vrouwen en kinderen. Ook in de barakken daar vlakbij waren Joden ondergebracht. Een heel enkele keer bezocht ik een Christelijk vriendinnetje in een andere ‘han’ (blok) van wie ik twee knikkers had gekregen. De laatste keer, toen ik haar niet vond, gaf haar moeder mij een armbandje dat van het vriendinnetje was geweest. Ze zei erbij dat ze een lange reis was gaan maken, zo sprak men toen over de dood van een klein kind. Die bezoeken in die andere ‘han’ vond ik wel eng. Ik was nog maar zeven jaar en weet dus niet of er echt verschil in behandeling was.
Kon u zich aan de Joodse leefregels houden in het kamp?
Elisheva: In het kamp heeft mijn moeder geprobeerd om onze Joodse achtergrond zoveel mogelijk levend te houden, zoals op Sabbat. Bij gebrek aan een wit tafelkleed op tafel, lag er een vaatdoek tussen ons in met het bordje eten. Mijn moeder had een gebedenboek waaruit wij iedere dag hebben gebeden. Ook heeft zij mij en andere kinderen Joodse les gegeven. Uit een brief van een overlevende vernamen we later dat mijn vader in het mannenkamp ook voordrachten heeft gehouden om zijn medegevangenen geestelijk te sterken. Hij is omgekomen bij de scheepsramp van de Junyo Maru. Ik heb nog een opbeurend bericht dat hij in het begin van de oorlog aan mijn moeder heeft gestuurd in de vorm van een recept: ‘Neem een kop vol opgeruimdheid en een lepel vol goede moed, daags twee lepels zelfbeheersing, waar je een weinig kalmte indoet, etc.’
Betty: Op Sabbat dekte mijn moeder ons bruine koffertje met een wit servet en daarop zette ze de zilveren Sabbat kandelaars, maar zonder kaarsen, want die waren er niet in het kamp. We aten uit zilveren vingerkommetjes, die dienden om je handen in te wassen, want onze borden waren gebroken toen ik de afwas deed. Mijn broertje was 2, mijn zusjes 3 en 8 en ik was 7 jaar. Tijdens de appèls moesten we buigen voor de keizer van Japan en mijn oudste zusje zei: “Joden mogen alleen buigen voor God.” Moeder stelde ons gerust en legde uit: “In de gegeven omstandigheden mogen wij dat wel.” Die kampen waren gevangenissen omringd door hoge muren met uitkijktorens. Er was niets, alleen vreselijke honger.
Heeft u nog contact met andere Joodse overlevenden van de jappenkampen?
Betty: Na de oorlog raakte ik op de middelbare meisjesschool bevriend met zowel Christelijke als Joodse meisjes die in jappenkampen waren geweest. In Israël ben ik actief in de organisatie van Tempo Dulu. De in Wenen geboren Shoshanna Lehrer, die vanwege de nazi’s naar Indië vluchtte en bij ons in het kamp zat, richtte deze vereniging op. Bij de ontmoetingen brengen de leden een rijsttafel gerecht mee en de maaltijd wordt gegeten na het programma van dans, muziek en lezingen.
Elisheva: Wij kwamen elkaar weer tegen op de Joodse lagere school Rosj Pina in Amsterdam. Zestig jaar later ontmoetten we elkaar in Jeruzalem bij een gamelan voorstelling voor Tempo Dulu leden.
Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak, Maart 2012
Andere verhalen over de oorlog
Wilt u nog meer verhalen over de oorlog lezen?