Soldaat van Oranje

Verzetsstrijder, Engelandvaarder, oorlogspiloot, radiomedewerker en schrijver Erik Hazelhoff Roelfzema vertelt over zijn oorlogservaringen.

“Als mensen mijn naam horen, denken ze aan een jonge held als Rutger Hauer in de film ‘Soldaat van Oranje’, maar ik ben inmiddels een man van 82 jaar,” lacht Erik Hazelhoff Roelfzema met zijn helderblauwe pretogen.

Hij is de auteur van het autobiografische oorlogsboek ‘Soldaat van Oranje’ dat 46 keer is herdrukt en waarvan inmiddels een miljoen exemplaren zijn verkocht. Het boek begint met een voorwoord van een goede vriend uit zijn Engelse oorlogstijd, Prins Bernhard. Erik Hazelhoff Roelfzema vertelt: “De eerste druk was getiteld: ‘Het hol van de ratelslang’. Een vriend las het en zei: ‘Jouw boek doet me meer denken aan een titel als: ‘Koerier van de tsaar’, een populaire avonturenroman van vroeger.’ Ik bedacht toen de huidige titel. ‘Soldaat van Oranje’ slaat op iedere man, vrouw, militair en burger die in de oorlog zijn best heeft gedaan tegen de Duitsers.

“Ik schreef ‘Soldaat van Oranje’ grotendeels uit plichtsbesef, omdat er maar drie Engelandvaarders waren, die mijn unieke oorlogservaring hadden gedeeld. Hoe strijdlustig de houding van Koningin Wilhelmina was tijdens de Tweede Wereldoorlog en hoe wij Engelandvaarders in haar opdracht radioverbindingen probeerden te leggen met bezet Nederland. Die geschiedenis moest worden vastgelegd voor het hele Nederlandse volk!

Regisseur Paul Verhoeven is er goed in geslaagd mijn verhaal op film vast te leggen. Rutger Hauer is voor de jongere generaties de ‘Soldaat van Oranje’ en ik vind het knap zoals hij mij speelt. In de film draaide regisseur Paul Verhoeven de landing in de duinen bij daglicht. Toen ik mij hierover bij producent Rob Houwer beklaagde, zei hij: ‘Moet je horen; alles wat jij deed in de oorlog, deed je in het donker. Je landde in het donker, je vloog in het donker, en ik zal je maar niet vragen wat je nog meer in het donker deed. Maar als ik die film zo donker maak, dan komt er niemand meer kijken!’ En inderdaad, dat moest ik toegeven.”

Indië

“Ik ben geboren in Soerabaja, op Java op 3 april 1917. Van ons gezin ben ik nog de enige die in leven is. Ik had een oudere zuster, Ellen. Mijn vader was administrateur van een aantal rubber-, koffie- en suikerbedrijven. Ik groeide op in Nederlands-Indië en merk nog de invloeden daarvan op mijn levensvisie. Alles heeft daar een ziel. Misschien sta ik daarom zo open voor het leven. Ik geloof dat alles mogelijk is, als je er maar echt iets voor wilt doen. Ik hou erg van Nederland. In Indië was je meer pro-Nederland dan Nederlanders in Holland. Je kinderen een goede scholing geven vormde een probleem in Indië. Daarom zijn mijn ouders toen ik twaalf jaar was naar Nederland gekomen.”

Erik Hazelhoff Roelfzema. Foto: Ton Guiking.
Foto: Ton Guiking.

Koffie of keukenmes?

“Op 10 mei 1940 was ik bij mijn ouders in Wassenaar voor mijn studie rechten aan het studeren. Het was een prachtige zomerdag met een strakblauwe hemel. Om vier uur begon het luchtafweergeschut te knallen. Het klonk alsof er iemand met een hamer tegen de verwarming sloeg. Duitse parachutisten sprongen naar beneden en landden ook in de tuinen van Wassenaar. Op de radio hoorde je dat het oorlog was. Ik was koffie aan het zetten en keek door het keukenraam. Wat werd er van mij verwacht? Moest ik zo’n Duitse parachutist met het keukenmes te lijf gaan of hem een kopje koffie aanbieden? Toen realiseerde ik me dat alles in een totaal ander perspectief was komen te staan. Die middag zijn mijn vriend Chris Krediet en ik op de motorfiets naar Den Haag gereden om ons als vrijwilliger bij het Nederlandse leger te melden. ‘We laten het u binnen twee weken weten,’ zei een ambtenaar. Maar binnen een week was de capitulatie al getekend.”

Verzet

“Na de zomer van 1940 heb ik mijn studie in Leiden weer opgenomen. De universiteit was op 26 november 1940 door de Duitsers gesloten vanwege de protestactie tegen het ontslag van de Joodse professor Meijer. Onder leiding van de Leidse professor Cleveringa brak een studentenprotest tegen de racistische maatregel uit. Ik heb een pamflet, het ‘Leids Manifest’, gemaakt in samenwerking met een Katwijkse drukker, dat opriep de universiteit te openen op vooroorlogse Nederlandse voorwaarden van vrijheid en democratie voor iedereen. Toen ik ‘s nachts op 15 februari 1941 bij mijn Leidse vrienden aankwam met zogenaamde ‘instructies’ om deze pamfletten te verspreiden, kreeg ik direct hulp. De drukker werd gepakt, maar had gelukkig mijn naam niet genoemd.

Kort daarop werd ik gearresteerd voor een zaak waar ik werkelijk niets mee te maken had en een aantal dagen vastgehouden in de Scheveningse SS-gevangenis ‘het Oranjehotel’. Het enige wat ik toen dacht was: ‘Hoe kom ik hier zo snel mogelijk uit?’ Op een stuk w.c.-papier schreef ik met potlood een verzoek tot vrijlating aan de Duitse commandant. Dit verzoek werd absoluut niet op prijs gesteld en afgewezen, maar wegens gebrek aan ruimte lieten ze me uiteindelijk toch gaan. Ik moest hierna onderduiken en studeerde heel hard, omdat ik toch niets anders kon doen. Ik was al gauw helemaal klaar om af te studeren. In de oorlog is de Leidse universiteit toch één keer tien dagen opengegaan. Nog steeds kan niemand mij vertellen waarom. Ik hoorde dit nieuws en heb me direct voor een examen gemeld. In die tien dagen is er niets op de universiteit gebeurd, behalve dan dat Hazelhoff is afgestudeerd.”

Engelandvaarder

“Leiden was te onveilig voor mij geworden na diverse ondergrondse acties. Mijn vrienden en ik wilden met een boot naar Engeland varen. De kust werd echter streng bewaakt door de Duitsers. Alleen bij zo min mogelijk maanlicht zouden we de overtocht kunnen wagen. Onze vluchtpogingen mislukten een paar keer, want overal liepen Duitse patrouilles. Uiteindelijk bereikten we bij een derde vluchtpoging via een Zwitserse vrachtboot Engeland. In Londen ontdekten we tot onze grote teleurstelling dat onze ondergrondse seinverbindingen met Engeland onderschept werden door de Duitsers.”

Geheim agent in Londen

“Koningin Wilhelmina was met de Nederlandse regering naar Londen overgestoken. Zij wilde iedere Engelandvaarder persoonlijk ontmoeten om het nieuws uit bezet Nederland uit eerste hand te vernemen. Vanuit Londen wilden wij acties ondernemen om een goede radioverbinding te maken met bezet Nederland. Wilhelmina steunde onze plannen. Zij bracht ons in contact met de Nederlandse Inlichtingendienst en we kregen een Engels schip tot onze beschikking. Zeventien keer voeren we in de nacht met een Engels schip naar de Nederlandse kust om agenten en radiozenders op Nederlandse bodem te brengen. Veelal mislukte de onderneming: contactpersonen werden verraden, onze contactman in Nederland verscheen niet op de afgesproken tijd aan de kust of de kust was te zwaar bewaakt. Onze grootste moeilijkheid was ook het weer. Verscheidene van onze mensen werden gearresteerd en doodgeschoten. Wij waren lastige Engelandvaarders, die vonden dat de Nederlandse regering in Londen zich meer moest inspannen tegen de Duitsers. Zo kwam het dat ik voor de krijgsraad van de regering in ballingschap moest komen als ‘wilde jongen’ die de regels met voeten trad.
Koningin Wilhelmina sloeg mij echter voor diezelfde daden persoonlijk tot ridder in de Militaire Willems Orde, de hoogste Nederlandse onderscheiding als blijk van moed, beleid en trouw voor het vaderland. Een enorme eer, vooral als je hem krijgt van zo’n strijdvaardige vorstin. Ik ben er echter van overtuigd dat je goed in de gaten moet houden dat je deze onderscheiding draagt voor alle andere Nederlanders die zich ook zo hebben ingezet!”

RAF-vlieger

Na de zee zocht hij de strijd in de lucht. Als vlieger bij de RAF maakte hij 72 vluchten naar Duitsland en bombardeerde zo’n vijfentwintig maal Berlijn. “Mensen vragen mij wel eens: ‘Maak je je geen zorgen dat je met die bommen boven Duitsland allemaal mannen, vrouwen en kinderen hebt doodgegooid?’ Ik vind echter dat je alles in de context van die tijd moet plaatsen. Ik had Rotterdam, Londen en Coventry gezien. De Duitsers waren met dit alles begonnen en ze moesten weg uit Nederland. In oorlogstijd heb ik de kans gehad om de Duitsers dubbel en dwars terug te betalen door direct tot actie over te gaan. Ik wilde dolgraag in opleiding bij de Engelse RAF en kwam uiteindelijk bij de ‘Pathfinders’ terecht, een elite luchteenheid van RAF-bommenwerpers. Wij markeerden met fakkels waar de bommen terecht moesten komen. Hierover kan ik makkelijk praten, want mijn woede is eruit gevochten en later heb ik het van mij af kunnen schrijven. Voor veel Nederlanders in bezet gebied of voor mensen in concentratiekampen is het veel moeilijker geweest om hun trauma te verwerken.”

Adjudant van Wilhelmina

“Aan het eind van de oorlog vroeg Koningin Wilhelmina mij haar persoonlijk adjudant te worden. Direct na de bevrijding vloog ik samen met de koningin naar Nederland. Haar citaten in mijn boek zijn helemaal letterlijk, ik heb ze destijds meteen opgeschreven. Zij maakte het haar kleine hofhouding niet altijd gemakkelijk. Gulle Brabantse boeren uit de omgeving van de villa waarin wij tijdelijk verbleven, hadden de kelder goed gevuld. Maar Koningin Wilhelmina zei: ‘Ik wens niets te eten wat ook niet aan de mensen ter beschikking staat.’ De volgende dag verzocht zij om rantsoenformulieren, die zij eigenhandig invulde: naam - Wilhelmina; beroep - koningin. Ik voelde mij echter verantwoordelijk voor de gezondheidstoestand van de koningin. Op een avond liet ik haar dan ook een stevige biefstuk voorzetten. Zij berispte mij meteen: ‘Kapitein, dit is biefstuk!’ ‘Jawel, majesteit.’ ‘Eet vanavond iedereen in Nederland biefstuk?’ Dit durfde ik gewoonweg niet te beamen. Als adjudant was ik ook verantwoordelijk voor haar veiligheid. Ik had echter slechts één andere adjudant en zes oud-militairen om haar te beschermen in de villa waar wij verbleven. Terugtrekkende Duitse troepen waren op slechts enkele kilometers van ons verwijderd en het gerucht dat Koningin Wilhelmina weer in Nederland was, verspreidde zich bijzonder snel. Iedere dag trok er een lange stille stoet mensen aan onze villa voorbij. Ik moet niet denken aan wat er allemaal had kunnen gebeuren.
Tijdens de feestelijke intocht in Den Haag mocht ik bij Koningin Wilhelmina achterin haar auto zitten. De Hongerwinter had een verschrikkelijke uitwerking gehad op het Nederlandse volk. We zagen broodmagere mensen, soms met een zeer vertraagd reactievermogen, op onze auto afkomen. Ook moest ik de huishouding van Koningin Wilhelmina organiseren. Als er iets mis ging zei ze: ‘Kapitein Hazelhoff, u maakt mij het regeren onmogelijk!’ Koningin Wilhelmina zette zich af tegen haar bevoorrechte jeugd en wilde op eenzelfde eenvoudige wijze als haar volk leven. Zij is nooit meer in een paleis gaan wonen. Mijn functie als adjudant ging mij na enkele maanden toch benauwen en ik vroeg mijn ontslag. Tweede viool is nu eenmaal niet mijn favoriete instrument.”

Erik Hazelhoff Roelfzema. Foto: Ton Guiking.
Foto: Ton Guiking.

Hawaï

“Sinds dertig jaar woon ik op Hawaï en daar betekent mijn naam niets. We staan er midden in het leven. Mijn zoon Erik is kunstenaar en kwam ooit op het idee om op het eiland Maui te gaan leven. Toen ik hem daar bezocht trok dit eiland mij zo, dat mijn vrouw en ik er ook zijn gaan wonen. Maar ik ben verknocht aan Nederland en iedere lente bezoeken we er onze vrienden. Als ik in Nederland nieuwe mensen ontmoet, verbinden ze mij direct aan de Tweede Wereldoorlog. Op Hawaï weet niemand er iets van. Bovendien zijn er voor de Amerikanen sinds die tijd alweer zoveel oorlogen geweest. De oorlog. Dan zeggen zij: ‘Welke oorlog?’ In Nederland wil iedereen zo graag terugkijken en dan ben je automatisch een oude rakker die nog over de oorlog kan vertellen.
Ik schrijf nog steeds, vaak acht uur per dag, zes dagen in de week. Vorige week heb ik twee boeken afgerond. Het is een autobiografisch werk in het Engels en mijn uitgever vroeg mij het ook in het Nederlands te vertalen. In april 2000 komen ze op de markt. Mijn boek ‘Soldaat van Oranje’ bestond natuurlijk al, maar er is in de afgelopen vijftig jaar weer zoveel in mijn leven gebeurd. Ik beschouw de oorlog nu vanuit een heel ander perspectief. Niet datgene wat je overkomt is het belangrijkste in je leven, maar hoe je erop reageert.”

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak Juni 1999.