De kapitein gaf het sein ‘schip verlaten’

Zeeman Frits de Jong overleefde Japanse aanslag

Tijdens de oorlog raakte de Nederlandse koopvaardij tegen wil en dank betrokken bij het oorlogsgeweld. Hoewel men wist dat het op zee gevaarlijk was geworden bleven veel vrachtboten doorvaren. Het in stand houden van de transportlijnen was van levensbelang voor de bevolking. Maar ook de koopvaardij ontkwam niet aan de oorlog. Zo werd het pakketvaartschip de ‘Tjisalak’ in 1944 op de Indische Oceaan door de Japanners getorpedeerd.

Frits de Jong. Foto: Ellen Lock

Frits de Jong overleefde als een van de weinigen de scheepsramp. De Jong vertelt: “Op 17-jarige leeftijd ging ik naar de zeevaartschool op Texel en daar ontmoette ik mijn eerste vriendin, Nelly. Als enige van mijn familie was ik nog in Nederland, mijn vader verliet mijn moeder toen ik twee jaar was. Mijn moeder stierf jong en mijn vier oudere zussen emigreerden één voor één naar Nederlands-Indië. Na mijn opleiding was er weinig werk, daarom deed ik ook de marconistopleiding. Op de Koninklijke Java- China Pakketvaart Lijnen N.V. kon ik als 4e stuurman en marconist beginnen. Binnen een paar jaar steeg ik in rang en werd 1e stuurman en marconist aan boord van de ‘Tjisalak’. Via deze lijndiensten in Azië kon ik mijn zussen in Indië makkelijk opzoeken.”

De aanslag

Op 7 maart 1944 vertrok de ‘Tjisalak’ uit Melbourne met een volle lading meel voor Colombo. In totaal waren 103 mensen aan boord, bestaande uit 15 officieren, 10 kanonniers, 51 Chinese bemanningsleden, 5 eerste klas passagiers en 22 Indische matrozen als dekpassagiers. Op 26 maart 1944 torpedeerden de Japanners het schip.

“Ik hoorde een geweldige knal. Meteen helde het schip zwaar over en we moesten ons vastgrijpen om niet onderuit te gaan. Er heerste een enorme ravage, alles speelde zich binnen enkele seconden  af. Water en stookolie vlogen over de brug. Vanuit de masten kwam er van alles naar beneden zeilen. Stoomleidingen barstten en stoom verspreidde zich. De ‘Tjisalak’ begon snel te zinken. De kapitein gaf het sein ‘schip verlaten’. Intussen waren de tweede stuurman en de kanonniers aan het schieten op de periscoop van de Japanse duikboot. Zij moesten uiteindelijk overstappen in de reddingssloepen. Ik probeerde een paar Chinezen op de riemen te krijgen, maar de mensen bleven apathisch zitten zonder te gehoorzamen en zo bleven we hulpeloos ronddrijven.

Even nadat we met onze sloep los waren van de ‘Tjisalak’, gaf het schip als het ware een diepe zucht en verdween in de golven. Jarenlang had ik erop gevaren, dus ik voelde me ontzettend rot over dit verlies. Alle opvarenden werden geteld in de sloepen en op een passagier na was iedereen gered. Die ene vermiste passagier was waarschijnlijk bij het inslaan van de torpedo aan dek geweest en daarbij omgekomen.”

Familiealbum Frits de Jong.

De wereld moet dit weten

De Japanse onderzeeër kwam bovendrijven. De Jong vertelt: “De Japanners dwongen ons over te stappen en alle zwemvesten en sieraden in te leveren. Toen ik aan boord van de onderzeeër kwam, hoorde ik hen in het Japans zeggen: ‘Okii nè, okii nè; groot, groot!’ Dat had ik met mijn 1 meter 90 wel vaker gehoord op mijn reizen door Azië. Blijkbaar afgeleid van hun routine vanwege mijn lengte, vergaten ze mijn horloge en ring in beslag te nemen en mocht ik als enige mijn zwemvest aanhouden. Wel haalden ze het grote mes los dat aan de buitenkant van mijn zwemvest vastzat. Ik was de enige van de 102 gevangenen die wonderlijk genoeg niet van zijn spullen werd beroofd. Hoe was dit nu mogelijk?”

Maar de Japanners bleken hen niet aan boord genomen te hebben om hen te redden, integendeel. “We werden gedwongen gehurkt op het voor- en achterdek plaats te nemen. Eén voor één moesten we naar de punt van de duikboot lopen. Vervolgens werd iedereen neergeschoten of onthoofd en in zee gegooid. Een kogel trof mijn achterhoofd, ik viel in zee en verloor veel bloed. Had ik mijn zwemvest niet gehad, dan was ik zeker dood geweest. Ik hield me dood, verloor wegdrijvend soms het bewustzijn, maar dacht alleen: ‘Ik móet dit overleven, want de wereld moet weten hoe beestachtig ze moorden op zee.’” Na vijf uur zwemmen kwam hij vier overlevenden tegen. Na een paar uur kwam er hulp van een Amerikaans schip. Omdat de beste doctoren destijds in New York woonden, nam hij het eerstvolgende passagiersschip naar Amerika.

Mijn naambordje met mijn schip.

Spoedoperatie

In New York kreeg hij een spoedoperatie. “Een hersenchirurg adviseerde me: ‘U moet snel worden geopereerd, anders gaat u binnen een maand dood.’ Bij mijn volle bewustzijn werd ik geopereerd. Om het kwartier stelden ze mij een vraag en pas na vier uur waren ze klaar. Vanwege helse hoofdpijnen overwoog ik uit het raam te springen. Via de vriendelijke chirurg mocht ik in een prachtige buitenwijk herstellen. Geleidelijk aan begon ik halve dagen bij dezelfde lijndienst op kantoor in New York te werken. Op een briefje in mijn borstzak stond mijn adres, want ik raakte nog wel eens buiten bewustzijn.
Totaal onverwachts werd ik op een dag door de Amerikaanse immigratiedienst opgepakt en opgesloten in de gevangenis op Ellis Island. De lijndienst had mijn operatie niet doorgegeven, daarom bleek ik illegaal te zijn. Na een paar maanden wist ik een gevangenisarts te overtuigen van mijn hersenoperatie. Op voorwaarde dat ik binnen een maand Amerika zou verlaten, werd ik vrijgelaten.”

Thuis

Het huis van Frits de Jong op Texel. Foto: Familiealbum Frits de Jong.

De oorlog was inmiddels voorbij dus kon hij naar Amsterdam terugkeren en weer bij de lijnvaartdienst op kantoor aan de slag. Met glinsterende ogen vertelt hij verder: “Op een dag belde mijn jeugdvriendin Nelly het kantoor om te informeren in welk ziekenhuis ik lag. Nelly kreeg mij direct aan de lijn en we waren even stil van de verrassing. Zij was net gescheiden. Binnen een week trouwden wij en hadden 50 jaar een gelukkig huwelijk. In 1995 is ze overleden.”

De nu 100-jarige Frits de Jong besluit: “Ik had graag in Indië willen wonen, maar mijn vrouw kon niet tegen de tropen. Op Texel verbouwde ik een mooi huis voor ons. Zij voelde zich daar thuis, want haar familie kwam daar vandaan. Mijn oorlogsverhaal heb ik in een boek van mij af geschreven en dat heeft me echt geholpen. Ondanks mijn bevende handen schrijf ik dagelijks op mijn typemachine en speel ik keyboard. Als je zo oud wordt als ik, dan moet je elke dag dingen blijven doen.”

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak December 2007