‘Vrijheid is nooit vanzelfsprekend’
VWS-staatssecretaris Martin van Rijn over de zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen
Op 5 november 2012 is Martin Van Rijn (PvdA) benoemd tot staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet Rutte-Asscher. Hij is in deze functie verantwoordelijk voor de zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
Hoe kijkt u tegen die verantwoordelijkheid aan?
Martin van Rijn: ‘Persoonlijk vind ik het een grote verantwoordelijkheid en een eer dat ik voor deze bijzondere doelgroep mag werken. De wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen zijn ontstaan vanuit het idee van bijzondere solidariteit en ereschuld. De zorg dat dit nooit meer mag gebeuren en dat je gedenkt en herdenkt. Met daarbij de vraag hoe je het verleden goed kunt overdragen aan komende generaties.’
Bent u persoonlijk betrokken bij verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen?
'Ik ben te jong om de oorlog te hebben meegemaakt, maar door mijn naaste familie ben ik nauw betrokken bij oorlogsgetroffenen. Mijn schoonmoeder heeft in verschillende kampen op Java gezeten. Af en toe neemt zij de familie met alle kinderen en kleinkinderen mee naar Bronbeek. Zo hebben we samen deelgenomen aan de Herdenking Vrouwenkampen op 25 augustus. Uit de verhalen die je daar hoort, merk je elke keer weer hoe weinig we nog weten van dit deel van onze geschiedenis.
Als staatssecretaris leg ik veel werkbezoeken af en neem ik deel aan herdenkingen. Zo was ik namens de Nederlandse regering op 14 oktober 2013 - samen met de Nederlandse Sobibor-overlevende Jules Schelvis - aanwezig bij de herdenkingsplechtigheid in dit voormalige nazi-vernietigingskamp in bezet Polen. Op die dag was het zeventig jaar geleden dat een groep gevangenen in het kamp in opstand kwam.
Tijdens deze herdenkingsplechtigheid is Jules Schelvis voor zijn jarenlange voorlichtingswerk en inzet voor de herinnering aan Sobibor onderscheiden door de Poolse regering. Hij vertelde daarbij dat niemand van de gevangenen toen enig idee had wat hen na de lange treinreis te wachten stond. Zelf dacht hij dat hij daar ging werken en nam zelfs zijn gitaar mee om wat voor de mensen te kunnen spelen... Maar direct bij aankomst werd hij van zijn verloofde en schoonouders gescheiden, die meteen vermoord zijn in de gaskamers. Door toeval werd Schelvis bij aankomst ingedeeld in een werkploeg voor een ander kamp en overleefde hij de verschrikkingen uiteindelijk wel.’
Wat waren uw indrukken bij de herdenkingen die u tot nu toe heeft bijgewoond?
'Iedere herdenking heeft z’n eigen waarde, maar laat ik er drie uitlichten; de Herdenking bij het Nationaal Monument op de Dam, waarbij zoveel Nederlanders nog steeds bereid zijn om die twee minuten stilte te betrachten. Die herdenking houdt het nationaal geheugen levend.
De herdenking in Sobibor had een ander karakter. Ik ben nog altijd diep geroerd dat ik hieraan mocht deelnemen. Er waren mensen van diverse herkomst die stilstonden bij allen die daar vermoord zijn. Onderdeel van de herdenking was de onthulling van een nieuw herinneringscentrum op het voormalige kampterrein. Dat centrum wordt gebouwd met financiële steun van de Nederlandse overheid en in samenwerking met Polen, Israël en Slowakije. Dit centrum wordt een blijvend eerbetoon aan een ieder die hier vermoord is.
Op 15 augustus ben ik met mijn schoonmoeder bij de Indië-Herdenking geweest waar Diederik van Vleuten een toespraak hield. Zij herkende zich precies in zijn verhaal en zei: “Het is alsof ik mijn vader hoor praten!” Omdat er zó weinig over gesproken werd. “Je wilde je kinderen er niet mee belasten, maar je kon ook nergens je verhaal kwijt.” Mijn schoonmoeder heeft er vroeger nooit over gesproken. Ze heeft later toch haar verhaal opgetekend en mijn kinderen - haar kleinkinderen - vinden dit heel interessant om te lezen. Dan pas komen de verhalen los en kun je er met elkaar over spreken.’
Is uw beleid ten aanzien van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen anders dan dat van uw voorgangers?
'Ik vind het een groot goed dat wij dit in Nederland op deze manier hebben geregeld voor deze bijzondere doelgroepen. Ik vind het mooi dat we bij de totstandkoming van die wetten de raad en het advies van de verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen zelf hebben meegenomen. Ook bij hun huidige vertegenwoordigers zie ik die betrokkenheid bij de toepassing en uitvoering van deze wetten. Zo is er een consistent beleid en daar kijken andere landen met bewondering naar. Ik sta voor rust op dit beleidsterrein, want bijzondere solidariteit en ereschuld zijn zeer belangrijk voor alle betrokkenen.’
De zorg staat in Nederland onder druk vanwege de kosten. Heeft u daarbij oog voor deze bijzondere, kwetsbare en verouderende doelgroep?
'Het zijn specifieke voorzieningen voor een doelgroep met bijzondere problematiek. Die kun je niet in een algemeen zorgverhaal passen. Ik wil de voorzieningen voor deze getroffenen zoveel mogelijk intact laten tot de laatste oorlogsgetroffene van de Tweede Wereldoorlog.’
U bracht op 16 juli 2013 uw eerste werkbezoek aan de afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen bij de Sociale Verzekeringsbank in Leiden en sprak daarbij vertegenwoordigers van de Pensioenen Uitkeringsraad en de Cliëntenraad. Wat waren uw indrukken?
'Het is heel bijzonder dat er zoveel oog voor het persoonlijke verhaal is in deze dienstverlening. Er werken veel specialisten op dit gebied en samen met de Pensioen- en Uitkeringsraad, de leden van de Cliëntenraad en de eigen controleurs staan zij garant voor het zorgvuldig omgaan met deze doelgroep. Ik zag dat de emotionaliteit bij de verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen in de Pensioen- en Uitkeringsraad en in de Cliëntenraad nog sterk onder de oppervlakte aanwezig was. Het lijkt me een moeilijke taak om over deze mensen beslissingen te moeten nemen, maar ik kreeg een goed gevoel toen ik kennis maakte met deze mensen. Zij hebben verstand van zaken en gaan uiterst zorgvuldig om met de mensen en met hun persoonlijke gegevens.’
Verwacht u wijzigingen in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen?
‘Nee, we proberen zoveel mogelijk de afspraken van de wet- en regelgeving op dit terrein te handhaven, maar soms verandert er iets door een uitspraak van de rechter. In 2013 is naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) gewijzigd, waardoor cliënten in Indonesië voortaan net als die in andere landen een uitkering krijgen op basis van het levenspeil in Nederland. Voorheen kregen zij hun uitkering in roepia, nu in euro.’
De overgang van de Pensioen- en Uitkeringsraad naar de Sociale Verzekeringsbank is destijds ingezet om de kwaliteit van de dienstverlening te borgen. Uit de klanttevredenheidsmeting blijkt dat dit goed is verlopen. Blijft u de SVB in staat stellen om de dienstverlening en de materiële zorg tot de laatste cliënt te borgen?
‘Ja, dat is juist de reden van de overgang naar de SVB. Het aantal betrokkenen neemt sterk af en de overheid wil de continuïteit van dienstverlening garanderen. Daarom hebben we jullie ingebed in een grotere organisatie zoals de SVB, die de kwaliteit van de dienstverlening ook op de lange termijn kan garanderen. Dit is naar wens verlopen en de kwaliteit van de dienstverlening is behouden. Dat vind ik echt een groot goed.'
U bent ook verantwoordelijk voor de voorlichting over de Tweede Wereldoorlog. Verloopt dit nu naar wens? En hoe ziet u dit op de lange termijn?
‘Het vraagstuk voor de komende jaren is niet alleen de herinnering levend te houden, maar vooral wat betekent dit nog voor jonge generaties. Niet alleen maar herinneren, maar ook zoeken naar de oorzaak ervan en dat in het heden bediscussiëren. Onlangs had ik nog een vergadering met mijn collegabewindspersonen Jet Bussemaker (minister OCW) en Lodewijk Asscher (minister SZW) samen met het Nationaal Comité 4 en 5 mei, het Anne Frank Huis, herinneringscentra, vertegenwoordigers van Joodse organisaties, Moslimorganisaties en de homobeweging om de actuele vraagstukken als Jodenhaat, Islamofobie en homofobie onder ogen te zien en hier gezamenlijk een standpunt over in te nemen. Dat deze zó verschillende organisaties de handen ineen willen slaan is een hoopvol teken.
Wat moeten we doen om prettig in vrijheid met elkaar te kunnen leven?
Er ligt in ieder geval een grote taak voor alle betrokken organisaties en voor het onderwijs. Op de middelbare school las ik het boek ‘De Zaak 40/61’ van Harry Mulisch over de Zaak Eichmann en was daar diep van onder de indruk. Je moet je niet alleen afvragen hoe komt het dat anderen die daden begaan, maar je moet jezelf de vraag stellen: wat doe ik eraan om het te voorkomen? Vrijheid is nooit vanzelfsprekend. Daar moeten huidige en toekomstige generaties samen aan blijven werken.’
Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak maart 2014.
Andere verhalen over de oorlog
Wilt u nog meer verhalen over de oorlog lezen?