Mijn vader zweeg altijd over de oorlog
Interview met Ajax-erevoorzitter Michael van Praag
De familie Van Praag leverde voor de Amsterdamse voetbalclub Ajax twee erevoorzitters. Zowel het voorzitterschap van wijlen Jaap van Praag, van 1964 tot 1978, als van zijn zoon Michael, van 1989-2003, kenmerkte zich door gouden tijden met de beste voetballers en trainers. Met uitzondering van de oorlog blijken vader en zoon vrijwel identieke levensgeschiedenissen te hebben. Pas jaren na de dood van zijn vader hoorde Michael van Praag via via de ware toedracht van diens oorlogsverleden. “Mijn vader wendde altijd zijn gezicht af als ik hem iets over de oorlog vroeg. Hij heeft er noch met mijn moeder, noch met mij of mijn zus over gesproken.”
Je haalde het niet in je hoofd
Michael van Praag vertelt over het opgroeien met een familiegeheim: “Ik ben op 28 september 1947 geboren in Amsterdam. Mijn vader was joods en heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken gezeten. Na de oorlog leerde hij mijn moeder, zijn tweede vrouw, kennen. Ze was Nederlands-hervormd en hoefde niet onder te duiken. Ik ben niet religieus opgevoed. Mijn vader heeft de oorlog op een verschrikkelijke manier meegemaakt, maar daar praatte hij nooit over. Hij draaide zelfs zijn hoofd weg als we er soms naar durfden vragen. Je wilde hem ook niet kwetsen, dus je haalde het niet in je hoofd om er nog eens over te beginnen.
Hij had mij graag een joodse naam willen geven, maar dat durfde hij na de oorlog toch niet aan. Vanwege mijn halfjoodse achtergrond had ik bij joodse feesten zoals huwelijken en barmitswa’s altijd het gevoel dat ik incompleet was, maar bij onze vele joodse vrienden voelde ik mij net zo joods als zij. In 1900 opende mijn grootvader Van Praag een muziekinstrumentenzaak. Mijn vader ging bij hem in de zaak werken. De verkoop van de slingergrammofoon zag mijn grootvader niet zitten. Mijn vader zag daar juist wel brood in en opende zijn grammofoonzaak op het Spui. Mijn vroegste herinnering is dat we met de blauwe tram van het Spui naar Zandvoort aan Zee gingen. Op mijn negende gingen mijn ouders uit elkaar en voerden zij rechtszaak na rechtszaak over mij en mijn twee jaar jongere zus. We kozen op ons twaalfde jaar voor mijn moeder, maar mijn vader woonde met een nieuwe vrouw en haar kinderen op een steenworp afstand in Amstelveen. Zo zagen mijn zus en ik hem geregeld. Ik ging scheikunde studeren in Delft en werd drummer, pianist en tubaspeler in de Delftse Studenten Dans Harmonie. We hadden zoveel optredens dat ik als student sjeesde.”
Op zijn drieëntwintigste wilde Michael van Praag bij zijn vader in de zaak komen werken, maar Jaap van Praag liet zijn zoon eerst elders het vak leren: “Ik moest een half jaar stage lopen bij Radio Modern in Rotterdam en mocht daarna op het Spui beginnen. Inmiddels werken er 250 medewerkers in ons bedrijf en hebben we taxfreeshops in audiovisuele apparatuur op meerdere Europese luchthavens. Ik ben net met pensioen, maar nog volop met de voetbalsport bezig, onder andere als KNVB-bestuurslid, als voorzitter UEFA-commissie: ‘Stadion en veiligheid’ en als president-commissaris Eredivisie NV. Daarnaast speel ik nog steeds als drummer in een band.”
Een zwart gat
Pas na diens dood kreeg hij toch op wonderlijke wijze van een wildvreemde te horen wat zijn vader al die tijd had weggestopt: “Negen jaar geleden was ik te gast in een talkshow van Karel van der Graaf, waarin hij me vroeg of ik iets wist over het oorlogsverleden van mijn vader. Ik antwoordde dat dit voor mij een zwart gat was, omdat mijn vader altijd zweeg over de oorlog. Wij wisten alleen dat zijn ouders en zijn zus niet uit Auschwitz waren teruggekeerd. De volgende dag kreeg ik een geëmotioneerde mevrouw aan de telefoon. Ze zei: ‘Ik kan u alles over het verleden van uw vader vertellen, omdat hij in de oorlog bij mijn ouders was ondergedoken.’ Meteen ging ik naar haar toe en kreeg het hele verhaal te horen. Mijn vader was getrouwd met een niet-joodse vrouw, die dus niet hoefde onder te duiken. Al snel moest hij zijn zaak afstaan aan een Verwalter. Hij moest binnenshuis blijven vanwege het straatverbod voor joden, vervolgens dook hij onder met als enige bagage vijf kostuums en een Nederlandse vlag. Op zijn eerste onderduikadres is hij gesnapt door de Duitsers, mee naar buiten genomen en tegen een muur gezet. Net op tijd leidde iemand de Duitsers af, waardoor hij wist te ontsnappen. Zijn tweede onderduikadres was op de Amsterdamse Overtoom boven een fotozaak, waar hij tweeënhalf jaar ondergedoken heeft gezeten. Er mocht overdag niet worden gelopen, anders zou de winkelier argwaan kunnen krijgen. Daarom moest hij de hele dag stilzitten op een stoel. Twee vrienden mochten hem wel ’s avonds opzoeken. Het was veiliger als zijn vrouw hem niet bezocht, maar op een gegeven moment hoorde hij al een tijdje helemaal niets meer van haar. Op een dag vertelden zijn vrienden hem: ‘Je moet het toch maar weten…, je vrouw is er met een ander vandoor!’ Daar zat hij zichzelf op die stoel te verbijten, plus het feit dat hij niet wist wat er met zijn ouders en zusje was gebeurd. Na de oorlog bleken zijn ouders en zus omgekomen te zijn, zijn vrouw was weg en de zaak was overgenomen door een ander. Hij had niets meer over, alles was dood, kapot en verdwenen. Klaarblijkelijk kon hij alleen doorleven door er rigoureus over te zwijgen en radicaal met zijn verleden te breken.”
Parallelle levens
“Mijn vader en moeder leerden elkaar na de oorlog kennen. Direct na de oorlog kocht hij zijn zaak terug met geleend geld van een goede vriend en van de EMI-grammofoonplatenmaatschappij en kon weer aan de slag op het Spui. Voor de oorlog was mijn vader al actief lid van Ajax. Hij leverde de grammofoonplaten die bij Ajax werden gespeeld. Omdat ik helemaal ben opgegroeid met die club, is het een soort familie geworden. Als achtjarige jongen mocht ik mee naar Ajax in de De Meer. Voorafgaand aan de wedstrijd dronken we koffie bij vrienden die aan de Amstel woonden. Voetbalvandalisme bestond toen niet. Je zat toen op een vaste plek. De opa van Sjaak Swart zat achter ons en nam altijd haring mee. Van 1964 tot 1978 was mijn vader voorzitter van Ajax. In die tijd was ik veel weg van de club omdat ik van mijn 16e tot mijn 32e scheidsrechter ben geweest. Er zitten veel parallellen in onze levens, we werden toevallig allebei als vierde keus tot voorzitter gekozen, omdat niemand anders het wilde doen. Het voorzitterschap van Ajax is immers een onbezoldigde functie. Eigenlijk wilden ze niet nog eens een dominante Van Praag als voorzitter. Mijn voornaamste beweegreden om in 1989 het voorzitterschap op mij te nemen was om de destijds straatarme club er weer bovenop te helpen. Beiden stuitten we op dezelfde zware klus met dezelfde weerstand van de leden wat betreft de overgang naar een ander stadion; mijn vader van De Meer naar Het Olympisch Stadion en ik van het Olympisch Stadion naar de Amsterdam Arena. Ondanks al het politieke getouwtrek met de deelraden, ben ik blij dat er nu een prachtig stadion voor de toekomst staat. Mijn vader en ik zijn allebei vier keer getrouwd geweest. Dat lijkt veel, maar andere mensen hebben soms ook meerdere relaties in hun leven en tegenwoordig wordt er dan niet meer getrouwd.”
Het mooiste moment
Als voorzitter beleefde Michael van Praag de mooiste veertien jaren van zijn leven: “In één week sprak ik bijvoorbeeld met de Ministerpresident over de veiligheid rond het voetbal, maar ook met de ergste hooligan in de gevangenis. Trots ben ik op het winnen van de Europacup in 1995. Het mooiste moment uit mijn voorzitterschap was om na die wedstrijd in het vliegtuig met de spelers boven Amsterdam te vliegen waarbij de piloot de rood-witte menigte groette door even te zwenken. Het viel mij zwaar om als voorzitter drie trainers te moeten ontslaan. Persoonlijk had ik hen nog een kans willen geven. Graag zou ik hooligans naar Engels voorbeeld willen aanpakken, zeker wat racisme betreft. In Engeland krijgt een fan al een boete als ie het gras betreedt en daardoor kunnen ze daar de hekken weer weghalen tussen de fans. Maar onze politici willen niet aan zo’n strenge voetbalwet beginnen. Bij de UEFA deelt de tuchtcommissie flinke boetes uit als er foute spreekkoren zijn.”
War Trauma Foundation
Sinds 1 maart 2006 is Michael van Praag bestuurslid van de War Trauma Foundation, waar hij graag nog de aandacht op wil vestigen: “Mijn vader heeft de oorlog voor zichzelf in een hokje gestopt en de sleutel er van weggegooid. Hij kon zich niet uiten. In zijn tijd was daar geen hulpverlening voor. Sinds tien jaar is er de War Trauma Foundation, die hulpverleners overal ter wereld speciaal opleidt om oorlogsgetroffenen te helpen hun trauma een plek te geven. Juist omdat mijn vader dat nooit heeft gekund, voel ik mij enorm verbonden met deze organisatie. Omdat ik uit eigen ervaring weet hoe moeilijk mijn vader het met de oorlog had, zet ik me hiervoor in. Als ik de War Trauma Foundation kan helpen via fondsenwerving en vergroting van de naamsbekendheid is voor mij de cirkel rond.”
Interview: Ellen Lock, PUR-cliëntenblad Aanspraak, Juni 2006.
Andere verhalen over de oorlog
Wilt u nog meer verhalen over de oorlog lezen?