VWS-staatssecretaris Paul Blokhuis over zorg met aandacht
'Wij zorgen voor de doelgroep zolang deze ondersteuning nodig heeft'
Op 26 oktober 2017 is Paul Blokhuis (ChristenUnie) benoemd tot Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet Rutte III. Voorheen was hij wethouder welzijn, zorg, jeugd, dienstverlening en facilitaire zaken van de Gemeente Apeldoorn. Als staatssecretaris van VWS is hij verantwoordelijk voor de zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Hier volgt een interview met hem over dit bijzondere werkterrein.
Een luisterend oor
Hoe kijkt u tegen deze verantwoordelijkheid aan?
Paul Blokhuis: ‘Net als mijn voorganger Martin van Rijn vind ik het een grote eer en verantwoordelijkheid om voor dit onderdeel van het beleid van het Kabinet zorg te dragen. Mijn voornemen is om deze taak heel zorgvuldig en met veel aandacht te doen. Ik vind het een eer om voor de verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen te mogen werken. Het Ministerie van VWS neemt verantwoordelijkheid waar het gaat om maatschappelijke en financiële ondersteuning aan deze bijzondere doelgroepen en geeft de ereschuld en bijzondere solidariteit concrete invulling. Onder verantwoordelijkheid nemen versta ik: er echt voor hen zijn en een luisterend oor bieden.’
Een kippenvelmoment
Bent u persoonlijk betrokken bij verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen?
‘Ja, want de oorlogsgeschiedenis is van grote invloed geweest op mijn familie. Mijn vader is opgegroeid in Oosterbeek bij Arnhem. Mijn familie maakte de Slag om Arnhem van nabij mee. Daarnaast hebben mijn grootouders van vaders kant twee Joodse kinderen onderdak geboden en riskeerden daarmee hun eigen leven. Mijn vader is in 1929 geboren en heeft heel bewust deze onderduikers meegemaakt. Het meisje moest na korte tijd al weg omdat ze verraden zou worden. Maar de jongen bleef gedurende de hele oorlog onder de naam Max bij mijn grootouders in huis. Zijn ouders waren weggevoerd en zijn vermoord in de nazikampen. Zijn oom had aan zijn ouders beloofd dat hij voor Max zou zorgen, maar Max was helemaal geïntegreerd in het gezin.
Deze oom kwam hem dus na de oorlog ophalen bij mijn grootouders. Max had het echter zo naar zijn zin bij mijn grootouders dat hij absoluut niet wilde meegaan. Hij schreeuwde terwijl hij meegenomen werd: “Ik wil terug!” Dit verhaal heeft natuurlijk veel indruk gemaakt op onze familie en ik heb het vaak gehoord van mijn vader. Mijn vader is predikant geweest en is helaas in 2011 overleden. Hij heeft door deze oorlogsgeschiedenis het Joodse volk zo’n warm hart toegedragen, dat dit ook een rode draad was in zijn functioneren als predikant. Dat maakt dat de oorlogsgeschiedenis heel dichtbij komt voor ons. Postuum is aan mijn grootouders een Yad Vashem-onderscheiding uitgereikt in de jaren tachtig. Die mocht mijn vader met zijn twee broers en een zus gaan ophalen in Amsterdam en dat was wel een kippenvelmoment.
Ik weet nog goed dat ik ook meeging naar Amsterdam. Ik was plaatsvervangend trots en zat met mijn neus vooraan. In die tijd werd ook de mythe ontkracht dat Nederland zo goed was geweest voor de Joodse onderduikers, want er zijn verhoudingsgewijs nergens zoveel Joden weggevoerd als in Nederland. Het was heel bijzonder om te horen dat mijn grootouders met gevaar voor eigen leven hun nek voor anderen hebben uitgestoken door twee Joodse kinderen in huis te nemen.’
Daar word je stil van
Hoe heeft u uw eerste bijeenkomst op dit gebied ervaren?
‘Mijn eerste bijeenkomst als staatssecretaris van VWS was bij het 70-jarig bestaan van de Stichting Pelita, die zorg draagt voor de maatschappelijke ondersteuning van oorlogsgetroffenen uit het voormalige Nederlands-Indië. Het was een indrukwekkende en drukbezochte bijeenkomst in Den Haag, waar ik na afloop gesproken heb met diverse hulpverleners.
Op 28 januari 2018 legde ik samen met minister-president Mark Rutte een krans namens de Nederlandse regering bij het Spiegelmonument van Jan Wolkers in het Wertheimpark ter gelegenheid van de Nationale Holocaust Herdenking. Het is goed om zoveel generaties samen bij deze herdenking aanwezig te zien. Daar word je stil van.
Verder is in mijn agenda voor het hele jaar al rekening gehouden met belangrijke herdenkingen en vieringen, waaronder 4 en 5 mei. Uiteraard zal ik op 15 augustus bij de Nationale Indië Herdenking een krans leggen namens de Nederlandse regering. Als wethouder in Apeldoorn mocht ik op herdenkingsdagen spreken en kransen leggen namens de gemeente bij monumenten in de stad, bij de Joodse synagoge en bij de Woeste Hoeve, waar vlak voor het eind van de oorlog 117 gevangenen werden gefusilleerd. Ook bezocht ik de Erevelden in Loenen. Vanuit deze functie was ik nauw betrokken bij het welzijn van de bewoners van het Indische woonzorgcentrum Rumah Saya (Mijn Huis) in Ugchelen, gemeente Apeldoorn.
Ik vond het heel prettig om kennis te maken met de Indische bewoners van dit woon- en verpleeghuis en naar hun levensverhalen te luisteren. Ik ben historicus en vind het belangrijk dat de oorlogsgeschiedenis van het voormalige Nederlands-Indië een goede plek krijgt.’
Is uw beleid voor de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen anders dan dat van uw voorgangers?
‘Goed nieuws voor de doelgroep: er komt geen stelselwijziging. Er is zo’n breed draagvlak voor deze wetgeving dat wij de huidige ondersteuning aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen garanderen zolang zij dit nodig hebben. Ook wil ik graag voeling houden met de uitvoeringsinstantie voor de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen. Daarom ga ik op 16 april 2018 op werkbezoek bij de afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen van de Sociale Verzekeringsbank in Leiden en spreek daarbij vertegenwoordigers van de Pensioen- en Uitkeringsraad en de Cliëntenraad. Er is veel draagvlak voor de herdenkingen en vieringen en voor de financiële zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Daaraan zal niet worden getornd.’
Verwacht u wijzigingen in deze wetten?
‘Nee, ik verwacht geen wijzigingen in deze wetten. De laatste aanpassing was de overgang van de uitvoering en toepassing van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in januari 2015. Het is mooi dat alle Indische regelingen daar nu onder één dak zijn geplaatst. De afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen kan hierdoor bij aanvragen goed beoordelen welke regelingen mogelijk zijn en het financieel meest gunstige toekennen. Ik heb begrepen dat de overgang van de wetten naar de Sociale Verzekeringsbank in 2010 was ingezet om de kwaliteit van de dienstverlening te borgen. Uit de klanttevredenheidsmetingen blijkt dat dit goed is verlopen. We zullen ervoor zorgen dat de dienstverlening en de materiële zorg tot de laatste cliënt geborgd blijven. De Sociale Verzekeringsbank in Leiden verzorgt die dienstverlening naar volle tevredenheid.’
Actueler dan ooit
Verloopt de voorlichting over de Tweede Wereldoorlog naar wens?
‘Op hoofdlijnen zeker. Al komen we er gaandeweg ook achter dat er nog een hele slag is te maken in de voorlichting op scholen. We willen de herinnering levend houden ook als wijze les voor ons land. Laten we hopen dat we hier nooit meer een oorlog hoeven mee te maken en in vrede kunnen blijven samenleven. Het herdenken en herinneren dient dus ook een educatief doel. Ik vind het mooi dat we ook nog steeds ooggetuigen hebben die op scholen gastlessen geven. Dan hangen de kinderen aan de lippen. Waar ik mijn verhaal mee begon, mijn kinderen - maar ook wijzelf vroeger - vroegen dan: ‘Opa wil je nog een keer vertellen over de oorlog?’ En dan vertelde mijn vader over de Slag om Arnhem.
Wat me erg verblijdt is dat ik bij de grote herdenkingen telkens veel mensen zie van alle generaties. Je zou zeggen dat door het langzaamaan verdwijnen van de eerste generatie de belangstelling af zou nemen, maar ik krijg eerder de indruk dat er meer jongeren naar de herdenkingen gaan. Dat onderstreept ook gelijk het belang van educatie. Het is dus goed als de overlevenden van de Tweede Wereldoorlog zo lang het nog kan hun verhalen op scholen vertellen. Zo blijven jongeren ook gemotiveerd voor dit onderwerp. Ik ben ervan overtuigd dat het goed is om hier met alle generaties bij stil te staan.
Ik juich het heel erg toe dat we weten waarom we in een vrij land mogen wonen. Deze oorlogsgeschiedenis in Europa en in het voormalige Nederlands-Indië laat juist goed zien waarom we in vrijheid kunnen leven hier vandaag de dag. Het is eigenlijk nog maar heel kort geleden dat we hier in onvrijheid moesten leven. Er hoeven ook maar een paar wissels om te gaan en er kan weer een oorlog uitbreken, dat realiseer ik me als historicus altijd goed. Kijk maar naar de oorlog op de Balkan, die zo dicht bij ons losbarstte. Er zijn ook landen, zoals Nederland, waar moslims, christenen en joden in vrede samenwonen, dus dat kan wél goed gaan. Ik geloof meer in gelijkwaardigheid dan in tolerantie. Als je zegt ik tolereer jou, dan kan dat impliciet betekenen dat je superieur bent ten opzichte van de ander. Je moet elkaar vanuit gelijkwaardigheid respecteren. Het is denk ik goed om onze jongeren te blijven voorlichten over de Tweede Wereldoorlog en over de aanleidingen hiervoor, zodat je ook weet welke kant je als samenleving wel en niet op wilt gaan.
Het is belangrijk om te benoemen wat er wel en niet goed is gegaan in onze geschiedenis. Daarom is het goed om stil te staan bij de geschiedenis en herdenkingen. En aan belangstelling voor dit onderwerp blijkt er geen gebrek: het Anne Frank Huis is een van de best bezochte musea van ons land. Ook is er nog steeds interesse voor de musical ‘Soldaat van Oranje’ die sinds de première op 30 oktober 2010 nog altijd druk bezocht wordt. Het is de langstlopende musical ooit in Nederland met inmiddels 2,5 miljoen bezoekers. Waargebeurde oorlogsverhalen blijven dus in trek. Ik denk dat dit onderwerp actueler is dan ooit en dat het altijd actueel zal blijven.’
Interview: Ellen Lock, Maart-editie 2018, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak.
Andere verhalen over de oorlog
Wilt u nog meer verhalen over de oorlog lezen?