‘Kind, ik kan me de boot niet meer herinneren!’
Oud-VVD-kamerlid Sari van Heemskerck over Het Gebaar
Sari van Heemskerck, oud-VVD-kamerlid, kreeg in februari 2001 de opdracht van Minister Borst om de uitbetaling van 385 miljoen gulden aan de Indische gemeenschap te regelen. Zij richtte de Werkgroep Van Heemskerck op en ging met zes afgevaardigden van het Indisch Platform aan de slag om de organisatie voor de uitkering van Het Gebaar op te zetten. Sari van Heemskerck heeft met haar werkgroep binnen korte tijd gerealiseerd dat daadwerkelijk Het Gebaar aan de Indische gemeenschap kon worden gemaakt. Inmiddels heeft zij haar werkzaamheden overgedragen aan de Stichting Het Gebaar, die sinds november 2001 is gestart met de behandeling van de aanvragen en de uitbetaling verzorgt.
Een hoog Surabayagehalte
"Ik ben 16 jaar lid geweest van de Tweede Kamer voor de VVD. In de Kamer was ik vanwege mijn portefeuille voor Defensie en Buitenlandse Zaken altijd het aanspreekpunt voor oud-Indiëgangers, dus ook voor het Indisch Platform. Mijn man komt uit een familie die heel lang in Indië heeft gewoond. Hij heeft de cultuur van het land met zich meegenomen en die cultuur spreekt me zeer aan. Het Surabayagehalte van onze vrienden is heel hoog. Ik ben goed op de hoogte van wat er speelt. Veel mensen uit het voormalig Nederlands- Indië hebben te lang gezwegen over die verschrikkelijke oorlog. Oorlogsgetroffenen uit het voormalig Nederlands-Indië zijn heel bescheiden.”
De Werkgroep Van Heemskerck
"Ik werd door Minister Els Borst en door het Indisch Platform gevraagd of ik de gelden voor oorlogsgetroffenen uit het voormalig Nederlands-Indië wilde helpen verdelen en of ik voorzitter wilde worden van de werkgroep die dat moest gaan regelen. Ik vroeg bedenktijd omdat ik had gehoord hoe moeilijk het in de Stichting Maror was gegaan bij de verdeling van de Joodse tegoeden. Binnen een groep kan snel verdeeldheid ontstaan over dergelijke gevoelige onderwerpen. Ik heb er een week over nagedacht en bedacht toen dat mijn schoonmoeder het nooit zou begrijpen als ik die kans zou laten liggen om iets wezenlijks te doen voor de Indische groeperingen. Ja, dit was niet voor niets op mijn pad gekomen. Aanvankelijk vormde ik de Werkgroep Van Heemskerck met zes vertegenwoordigers vanuit het Indisch Platform. Aan deze werkgroep werden de landsadvocaat en enkele ambtenaren van de Ministeries van VWS, Financiën en Buitenlandse Zaken toegevoegd.”
Wie komen in aanmerking voor Het Gebaar?
"Vanaf het begin heb ik aan de kant van het Indisch Platform gestaan. Ik heb gezegd; ‘Ik ben er voor jullie en we gaan alle mogelijkheden onderzoeken.’ Mijn leidraad was absolute openheid en transparantie. Er is voortdurend overleg geweest met alle betrokken Indische groeperingen. Iedereen heeft keihard gewerkt. Ik kan niet tegen ruzie, dus die was er ook niet. We hadden altijd spekkoek en Indische hapjes bij onze vergaderingen en er bleef een goede sfeer. We moesten direct al een paar harde noten kraken. We kregen hetzelfde bedrag als de Joodse groeperingen, alleen wij wisten niet over hoeveel mensen we dit geldbedrag moesten gaan verdelen. Ik heb er in het begin wakker van gelegen. We hebben allereerst de doelgroep bepaald. Om in aanmerking te komen voor Het Gebaar moet je in ieder geval de oorlogsperiode in Nederlands-Indië hebben meegemaakt. Toen kwamen we bij het punt: ‘Hoe groot moeten de uitkeringen zijn en om hoeveel mensen gaat dit?’ Ik heb tegen Minister Borst gezegd: ‘Als u mij niet een bodemgarantie geeft per individuele uitkering, dan kan ik niets!’ Minister Zalm en Minister Borst hebben daar begripvol op gereageerd.We lieten de Stichting Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut een schatting maken van het mogelijk aantal belanghebbenden en die kwamen uit op een doelgroep van 115.000 personen. De Molukkers bijvoorbeeld hoorden er formeel niet bij, omdat ze geen Nederlands paspoort hebben, maar de regering vond dat zij wel onder Het Gebaar vielen omdat zij als groep zoveel schade hebben ondervonden door de oorlog.We hebben een informatiefolder gemaakt over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de tegoeden en een helpdesk opgezet die volledig werd bemand door vrijwilligers. Eén van de meest gestelde vragen aan onze helpdesk ging over het lage bedrag dat de Indische groep kreeg in vergelijking met de joodse gemeenschap en de Roma en Sinti. Als je als oorlogsgetroffene uit het voormalig Nederlands-Indië hoort dat de joodse oorlogsgetroffene veel meer krijgt dan de Indische getroffene, dan roept dat uiteraard vragen op.”
Een supersnelle aanvraagprocedure
"Om de uitkeringen toe te kennen moesten we een verificatiesysteem opzetten. Daarbij hebben we de hulp ingeroepen van het adviesbureau Price-Waterhouse-Coopers (PWC). Het moest snel geregeld worden, omdat de belanghebbenden vaak hoogbejaard zijn! De werkgroep ging direct onderzoeken waar de bronnen lagen die we hiervoor konden raadplegen. Dankzij die voortvarendheid is in zeer korte tijd een supersnelle aanvraag- en verificatieprocedure opgezet. Hiertoe hebben we onder andere de kamparchieven van het Rode Kruis, de boot- en vlieglijsten tot 1967, en Indische paspoorten uit die tijd ingescand en gedigitaliseerd. De aanvragers van Het Gebaar zijn oudere mensen en niet iedereen weet precies meer met welke boot men naar Nederland is gekomen of in welk kamp men heeft gezeten. Een Indische dame sprak mij aan naar aanleiding van het aanvraagformulier: ‘Kind, hoe moet dat nu, ik kan me de boot niet meer herinneren!’ Ik antwoordde haar: ‘Mevrouw, dat is geen ramp want als u iets niet meer weet dan vult de computer dat automatisch voor u in op uw aanvraagformulier!’”
Het boek blijft open
"In de eerste maanden na de advertentiecampagne in alle grote Nederlandse dagbladen en in Indische magazines kwamen er al 75.000 aanvragen binnen bij de Stichting Het Gebaar. Het was een enorme operatie om al die gegevens te verwerken. Daarom was het zo handig dat dit digitaal is geregeld, zodat de aanvraagformulieren automatisch met behulp van onze computerbestanden met onder andere Rode Kruisgegevens werden aangevuld. Dankzij de prettige en efficiënte samenwerking met PWC, het Indisch Platform en de Ministeries van VWS en van Financiën is de hele operatie vrij goed geslaagd. Eind 2001 kwamen de eerste uitkeringen tot betaling en in 2002 volgen de overige betalingen. Tot 2003 kunnen mensen nog een aanvraag indienen voor Het Gebaar. Mijn taak zit er dus op! Het hoofdstuk schadeloosstelling voor de Indische oorlogsgetroffenen kan naar mijn mening nog niet worden afgesloten. Als het NIOD-onderzoeksrapport over Nederlands-Indië over vier jaar verschijnt zal het Indisch Platform zeer waarschijnlijk opnieuw met de regering willen onderhandelen en dan praat ik graag weer mee!”
Interview: Ellen Lock, PUR-cliëntenblad Aanspraak juni 2002.
Andere verhalen over de oorlog
Wilt u nog meer verhalen over de oorlog lezen?