In mijn dromen vlucht ik weg uit een brandende Catalina

De zesjarige Theo Doorman overleefde een Japanse aanval op een vliegboot voor de kust van Australië

Theo Doorman is de zoon van de beroemde schout-bij-nacht Karel Doorman die sneuvelde in de Slag in de Javazee in 1942. Als zesjarige jongen moesten Theo en zijn moeder vluchten omdat de Japanners het ook op hen hadden gemunt.

Met een vliegboot, een Catalina, bereikten ze de kust van Australië. Op het moment dat iedereen zich veilig waande, werden ze aangevallen door Japanse gevechtsvliegtuigen. Theo herinnert zich alles als de dag van gisteren.

Theo Doorman, 2012. Foto: Ellen Lock

Brieven naar Alexandrië

Aan de vooravond van de Slag in de Javazee schreef mijn vader mijn grootouders in Alexandrië een afscheidsbrief, waarin hij aangaf dat hij de laatste poging om de Japanse invasievloot tegen te houden waarschijnlijk niet zou overleven.

Zijn schip de De Ruyter werd tot zinken gebracht en slechts een deel van de bemanning kon overleven, maar mijn vader verkoos, volgens marinetraditie, met het schip ten onder te gaan. Mijn moeder was zijn tweede vrouw en ik was hun enige kind. Uit het eerste huwelijk had hij twee zoons en een dochter.

Identificatieplaatje Theo Doorman. Foto: familiealbum Theo Doorman. Foto: familiealbum

Ik ben geboren op 24 juli 1935 in het Marinehospitaal in Den Helder. In 1937 vertrok ik met mijn moeder naar Indië. Duidelijke beelden in mijn bewuste herinnering gaan terug tot begin 1941.

Tongtong

Mijn vader was 52 jaar, mijn moeder 30 en ik 6 toen de oorlog uitbrak. We woonden in de Javastraat in Soerabaja; mijn vader was veel op zee en dan verbleven mijn moeder en ik in een vakantiehuisje in het dorpje Patjet in de bergen. Na Pearl Harbor stuurde mijn vader ons er voor onze veiligheid permanent naartoe. Als de De Ruyter binnenliep reden wij naar Soerabaja.

Theo Doorman en zijn vader, 1941. Foto: familiealbum Theo Doorman. Foto: familiealbum

In februari 1942 logeerde baronesse Van Tuyll van Serooskerken, de vrouw van de adjudant van mijn vader, met haar baby bij ons. De oorlogsdreiging kan ik me goed herinneren omdat er voorzorgsmaatregelen werden getroffen. Ik kreeg een Engels legerhelmpje en iedereen kreeg een noodtasje met verband, een certificaat met je bloedgroep en een plaatje met naam en adres. In Soerabaja werd vaders bed verhoogd om onder te kunnen schuilen en in Patjet werd een schuilplaats gegraven. Daar werd bij luchtalarm op een houten rijststampblok geslagen, de Tongtong.

Het afscheid van mijn vader

Van mijn moeder weet ik dat mijn vader een hoffelijke rechttoe-rechtaan man was, gevat, wel streng maar vol sarcastische humor. Met Kerst 1941 was hij thuis en kreeg ik een metalen jachtvliegtuigje met opklapbare wieltjes en tinnen soldaatjes. Op oudejaarsdag 1941 sta ik met een gebroken arm - door een val uit een boom - met hem op een foto. Na zijn terugkeer van een actie in de Straat Badung op 20 februari 1942 schreef mijn moeder dat we in Soerabaja op de oprit van ons huis afscheid van hem hadden genomen. Daarna bracht hij onze twee papegaaien naar de buren. Kennelijk was hij er zeker van dat hij niet meer in dat huis zou terugkeren.

Slag in de Javazee

’s Middags en ’s nachts op 27 februari 1942 vond de Slag in de Javazee plaats. De telefoonverbindingen waren afgesloten en laat in de middag van 28 februari hoorde mijn moeder via de buren dat mijn vaders schip was gezonken. Mijn vader had haar gezegd om in noodgevallen naar de Commandant Marine in Soerabaja te gaan. Mijn moeder maakte snel haar vluchtkoffer gereed en had daarin voor mij ook een doos gedaan met speelgoed, waaronder tinnen soldaten en mijn speelgoedvliegtuigje. Mevrouw Van Tuyll bracht ons met haar auto naar Soerabaja. Daar sliepen wij bij kennissen, want ons huis was op een gevonden Japanse kaart omcirkeld. Commandant Koenraad vertelde haar dat ze haar man waarschijnlijk niet zou terugzien en raadde haar aan te evacueren naar Australië. We reden in een autokonvooi door de bergen naar de zuidkant van Java. Bij een meertje bij Toeloengagoeng lagen vier Catalina’s met hun staart over de oever op ons te wachten. Via de staart en de mitrailleurkoepel werden we in de vliegboot geholpen. Net voor zonsondergang stegen wij op. Na een nacht vliegen landden we de volgende ochtend in Roebuck Bay bij het dorpje Broome in noordwest Australië.

Een vrijheid van korte duur

We lagen met vier Catalina’s en vijf Dornier vliegboten in de baai vlak bij de lange pier te wachten op de benzineboot om bij te tanken. Vierentwintig inzittenden waanden zich veilig en omdat het heet was in de vliegboot, klommen velen uit de cockpit op de vleugel. Ik speelde met mijn vliegtuigje en soldaatjes tussen de mitrailleurkoepels. Opeens hoorde ik vliegtuigmotoren en zag een schaduw van een Zero, een Japans gevechtsvliegtuig, laag overkomen. Mijn moeder heeft mij snel in de vliegboot onder een zeildoekse kooi geduwd en ging ter bescherming boven op mij liggen. Bij de tweede Japanse luchtaanval viel er een aantal gewonden. Mijn moeder trachtte het bloedende hoofd van een medepassagiere te verbinden met het verband uit het noodtasje. Boven ons stond de vleugel van de vliegboot in brand. Mijn moeder sleurde me mee door het vliegtuig naar de cockpit. Mevrouw Lacomblé, de vrouw van de commandant van het schip van mijn vader, lag gewond onderaan de trap naar de cockpit en zei: “Gaan jullie maar door; ik kan niet zwemmen!” Ook enige andere vrouwen waren gewond; hun mannen bleven met hen achter.
Mijn moeder sprong uit de cockpit in het water en ik zag haar met opbollende jurk in het water terechtkomen. Ik sprong haar meteen achterna en werd door de sterke stroming onder de brandende vleugel getrokken. Ik wist vrij te komen maar was mijn moeder kwijt. Wel zag ik tussen de rook van de brandende olie het hoofd van de twaalfjarige Rob Lacomblé. We zwommen samen door. Zodra we het gebrul van de Zero’s weer hoorden, doken we onder water. Plotseling voelde ik een scherpe steek in mijn zij.

Theo Doorman speelt met zijn tinnen soldaten, op de achtergrond is zijn vader aan het werk. Foto: familiealbum Theo Doorman. Foto: familiealbum Theo Doorman.

Gered door Amerikanen

Na een uur viste een Amerikaans sloepje ons uit het water. Tien minuten later werd mijn moeder ook levend en wel aan boord getrokken. Mijn moeder zag dat ik een snee boven mijn oog had en wilde met de zakdoek uit mijn broek de wond verzorgen. Maar die zakdoek was rood van mijn bloed. In mijn zij was ik kennelijk geraakt door een schampschot dat die twee gaatjes had gemaakt in de korte broek die ik nog altijd bezit. We werden op de lange pier afgezet. Daar stond een goederentreintje, normaal in gebruik voor de parelmoervisserij. We namen plaats op de voorste platte wagon; op de achterste lag een aantal omgekomen medepassagiers. Na op het vliegveld te zijn verbonden, bracht een klein vliegtuig ons naar het zuidelijker gelegen Port Hedland. Van de 48 Nederlanders bleken er 32 vrouwen en kinderen te zijn omgekomen.

Times Square

Na een paar dagen werden we met Lockheeds naar Perth gevlogen. Vervolgens zijn we naar Melbourne gevaren, waar we een paar maanden bleven. Eind mei 1942 vertrokken wij vanuit Sydney met het ms. Ruys, een KPM-passagiersschip, naar Panama met New York als einddoel. Daar werden mijn moeder en ik opgevangen door de familie Philips. Via de Philipsorganisatie kon mijn grootvader geld uit Alexandrië overmaken. In 1944 hertrouwde mijn moeder de Hollander Hans Woltjer, een oud-Engelandvaarder en scheepsbouwkundig ingenieur. 

Theo Doorman in het Broome Historical Museum, 2007. Foto: familiealbum Theo Doorman. Foto: familiealbum Theo Doorman.

Zij hadden elkaar ontmoet vlak na de ramp in Broome, die hij vanaf de pier had gezien.
Op Victory in Europe Day, V-E Day, 8 mei 1945, stond ik met mijn moeder in New York op Times Square in de uitbundige mensenmenigte. We liepen mee in de ‘ticker tape parade’; door de regen van snippers van telefoonboeken en telextapes. De bevrijding in Indië, op 15 augustus 1945, moest ik ervaren vanuit een ziekenhuis bij New York, waar ik toen met polio was opgenomen. Het tekenen van de overgave van Japan op 2 september 1945 kon ik gelukkig gezond weer in New York meevieren.

De puzzel raakt compleet

Hoe ouder je wordt, hoe meer je te weten komt van wat er in feite op die ene verschrikkelijke dag is gebeurd. Het drama is ook wel weggestopt. Je krijgt steeds meer puzzelstukjes aangereikt, die je als zesjarige jongen zijn ontgaan. Zo heb ik later begrepen dat mevrouw Van Tuyll in verwachting was van haar tweede kind en mede daarom is achtergebleven. Wellicht is dat haar redding geweest; zijzelf en haar baby hadden de ramp waarschijnlijk niet overleefd. Na de doop van een gerestaureerde Catalina met de naam van mijn vader door mijn 93-jarige moeder op vliegveld Valkenburg, kreeg ik van een Australiër via de mail een verzoek om informatie voor zijn proefschrift over de ramp in Broome. Ik schreef dat mijn moeders geheugen achteruit ging en dat ik toen met mijn vliegtuigje en tinnen soldaatjes speelde. Hij mailde me foto’s: ‘Zijn dit die soldaatjes en is dit uw vliegtuigje?’ Later, met mijn vrouw bij de 65-jarige herdenking van de Japanse aanval in 2007, heb ik in het Broome Historical Museum met witte handschoenen mijn soldaatje weer even tevoorschijn mogen halen.

Altijd weer terug

Vroeger, en vooral in tijden van spanning, had ik vaak last van nachtmerries. Dat is waarschijnlijk terug te voeren op de hitte op de vliegboot tijdens de ramp. Meer dan eens werd ik gillend wakker van dezelfde nachtmerrie; ‘Ik wil eruit!’ Vaak was ik dan in mijn dromen weer terug onder de brandende vleugel waar ik zo snel mogelijk onderuit moest zien te komen. Zo heb ik, toen ik na de middelbare school dienst deed bij de Koninklijke Marine en ook bij zeiltochten op zee, heel wat collega’s uit de slaap gehaald. Ik heb mijn relatief oudere vader helaas maar kort en in een turbulente tijd bewust meegemaakt. Ik koester de herinneringen. Hij is het algemene toonbeeld geworden van de strijd in Nederlands-Indië, maar bij herdenkingen gaan mijn gedachten ook altijd uit naar de velen die onder zijn leiding met hem zijn gevallen.

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak, juni 2012